Zonecontrole [66]
Zonecontrole [66]
Deze optie geeft het systeem extra veiligheid door de gebruiker te wijzen op zones die
wellicht niet goed werken.
Opmerking: De zonecontrole functioneert niet wanneer het systeem in de
installateurmode staat.
Zones testen
De pieptoon van de optie E/E SIGN. klinkt één keer wanneer elke zone wordt getest. Steeds
nadat een zone goed is getest, wordt in het bediendeel het aantal weergegeven dat nog moet
worden getest. Zodra de laatste zone de test goed heeft doorstaan, klinkt de pieptoon van de
optie E/E SIGN. twee keer en wordt in het bediendeel 0 CONTROLE ZNS weergegeven.
Druk op
om de systeemroutine te hervatten.
ent
1=Mode
Met de optie Mode wordt het controleniveau bepaald waaraan de geselecteerde zones
worden onderworpen voordat het systeem kan worden ingeschakeld. Als mode kan een van
de volgende opties worden geselecteerd:
UITGESCHAK. (standaard): de controleoptie is uitgeschakeld; ook als er zones zijn
geselecteerd, worden deze niet gecontroleerd.
Waarschuwing: wanneer de instellingsroutine is gestart, wordt de gebruiker op de hoogte
gebracht van het aantal geselecteerde controlezones die niet zijn geactiveerd sinds het systeem
is uitgeschakeld. Druk op
inschakelroutine. De zones die niet zijn geactiveerd, hoeven niet te worden getest.
AUTO TEST: wanneer de inschakelroutine is gestart, wordt de gebruiker op de hoogte
gebracht van het aantal geselecteerde controlezones die niet zijn geactiveerd sinds het
systeem is uitgeschakeld en klinkt er een waarschuwing; druk op de toets
zones te bekijken. Deze zones moeten worden getest voordat u kunt verdergaan met
de instellingsroutine.
GEFORCEERD: wanneer de inschakelroutine is gestart, wordt in het bediendeel van het
aantal geselecteerde controlezones in het systeem weergegeven; druk op de toets
de adressen van de controlezones te bekijken. Alle reeds geselecteerde zones moeten
worden getest voordat de inschakeling kan plaatsvinden.
2=Selecteer zone
Wanneer u de optie selecteert, worden het adres en de functie van de eerste zone van het
systeem weergegeven. Gebruik
specifieke zone op. Als u de status van het controlekenmerk van de zone wilt wijzigen, drukt
u op
. Het bediendeel geeft aan dat de zone in de controle is opgenomen met de melding
#
IN CONTROLE. Selecteer op dezelfde wijze de overige zones die u aan een controle wilt
onderwerpen. Zodra alle zones zijn geselecteerd, drukt u op
180
16 CONTROLE ZNS
A=KIJKEN
of
om de zones te bekijken. Druk op
A
B
0 CONTROLE ZNS
ENT=KIJKEN
of
om een zone te selecteren of geef het adres van een
A
B
Galaxy Flex - Installatiehandleiding
om door te gaan met de
ent
of
A
.
esc
om de
B
of
om
A
B