Galaxy Flex - Installatiehandleiding
1=Status
2=Blokken Met deze optie kunt u blokken toewijzen aan elke
2=Klantnummer Wis het oude nummer, geef een nieuw nummer op (4 tot 6 cijfers) en
3=IP-adres
4=Poortnummer Wis het oude nummer, geef een nieuw nummer op en druk op
Alarmrapport Pollen [56.4.02.7]
De Ethernet-module kan controleren of de alarmtransmissiepaden altijd beschikbaar zijn.
Gebruik deze optie om de controlefrequentie in te stellen.
1=Interval
Voer de interval in waarin een padtoezichtssignaal moet worden ontvangen
van elk alarmtransmissiepad (zie optie Lijnfout – Signaal Pad [56.4.07.2]).
De standaardtijd is dertig minuten. Als binnen de geprogrammeerde interval
geen signaal wordt ontvangen, wordt er een lijnfout geactiveerd in de
centrale. De lijnfoutgebeurtenis geeft aan met welk pad het misging
(Primair, Secundair of Alarm Monitoring).
Alarmrapport Protocol [56.4.02.8]
De Ethernet-module kan een signaal verzenden via TCP (Transmission Control Protocol)
of UDP (Universal Datagram Protocol). 0=UDP en 1=TCP.
Bij communicatie met V3.26 Alarm Monitoring of V6.26 Remote Servicing moet de optie
TCP worden geselecteerd.
Als encryptie wordt gebruikt, selecteert u UDP.
Opmerking: Ongeacht de programmering van deze optie gebruiken Remote Servicing en
het SIA-controle altijd TCP.
RS toegang [56.4.03]
Gebruik deze optie om de remote servicing voor de centrale in te stellen. U kunt bepalen
wanneer er remote toegang wordt verleend en of de toegang wordt gestart via de centrale of
de computer voor remote servicing.
RS toegangsnivo [56.4.03.1]
Gebruik deze optie om in te stellen wanneer de centrale remote wordt benaderd.
1=Uit
Toegang voor remote servicing is uitgeschakeld.
2=Alles Uit
De bediening op afstand is alleen toegestaan wanneer alle blokken of het
hele systeem zijn uitgeschakeld.
Stel de status in op 1=AAN of 0=UIT. Druk op
nieuwe status te accepteren.
triggergebeurtenis. Als u een blok aan een bepaalde trigger wilt
toewijzen of de toewijzing wilt opheffen, drukt u op de cijfertoets
voor het betreffende bloknummer. De nieuwe status wordt in
het display weergegeven. Druk op
te accepteren.
druk op
. Geef dit nummer op voordat er een gebeurtenis wordt
ent
verzonden naar Alarm Monitoring.
Wis het oude adres, geef een nieuw adres op en druk op
Communicatie [56]
om de
ent
om de nieuwe status
ent
.
ent
.
ent
149