132 Telefoon ›
Gebruik van de telefoon
Voorwaarden voor de verbinding van een telefoon met
het infotainment
✓ De Bluetooth®-functie van het infotainment en de telefoon is
ingeschakeld.
Het inschakelen van de Bluetooth®-functie van het infotain-
ment vindt plaats in het menu
tooth.
✓ De zichtbaarheid van het infotainment is ingeschakeld.
Het inschakelen van de zichtbaarheid van het infotainment
vindt plaats in het menu
✓ De telefoon bevindt zich binnen het signaalbereik van de
Bluetooth®-eenheid van het infotainment.
✓ De telefoon is compatibel met het infotainment.
Telefoon met het infotainment verbinden
Telefoon-infotainment-verbindingssoorten
De verbinding van de telefoon vindt, afhankelijk van het aantal
telefoons dat momenteel is verbonden met het infotainment, op
de volgende wijze plaats:
Geen telefoon - De telefoon wordt als basistelefoon verbon-
▶
den.
Een telefoon - De telefoon wordt als extra telefoon verbon-
▶
den.
Twee telefoons - De te vervangen telefoon kiezen.
▶
›
Om om te schakelen tussen de basistelefoon en de extra te-
lefoon in een willekeurig menu Telefoon
›
De gewenste telefoon kiezen.
Mobiele apparaten
Blue-
Mobiele apparaten
Zichtbaarheid.
aantippen.
Telefoon met het infotainment verbinden
›
Beschikbare Bluetooth®-apparaten op de telefoon opzoeken.
›
De Bluetooth®-eenheid van het infotainment kiezen.
De naam van de eenheid kan door het aantippen van
Mobiele apparaten
Apparatennaam: worden bepaald.
›
De PIN bevestigen, evt. ingeven en bevestigen.
Infotainment met een niet gekoppelde telefoon verbinden
›
Mobiele apparaten aantippen.
›
Het gewenste apparaat in de lijst met beschikbare apparaten
kiezen.
›
Het gewenste Bluetooth®-profiel kiezen.
›
De PIN bevestigen, evt. ingeven en bevestigen.
›
Indien twee apparaten met het infotainment zijn verbonden,
het te vervangen apparaat selecteren.
Infotainment met een eerder gekoppelde telefoon verbinden
›
Mobiele apparaten aantippen.
Of:
›
In het menu Telefoon
Mobiele telefoon kiezen aantippen.
›
Het gewenste apparaat in de lijst met bekende apparaten kie-
zen.
›
Het gewenste Bluetooth®-profiel kiezen.
›
Indien twee apparaten met het infotainment zijn verbonden,
het te vervangen apparaat selecteren.