In dit hoofdstuk worden problemen beschreven die soms kunnen optreden en maatregelen die u
Gereedschappen
Soorten gereedschappen...................... 684
Bij een lekke band
Modellen met thuiskomer
Lekke band verwisselen........................ 686
Een lekke band tijdelijk repareren......... 695
Motor start niet
Motor controleren................................ 707
Bij een zwakke batterij van de sleutelloze
afstandsbediening ................................... 709
Noodstop motor .................................. 710
Starten met startkabels ........................ 711
Oververhitting....................................... 714
Onverwachte gebeurtenissen
Controlelampje gaat branden/knipperen
Controlelampje lage oliedruk brandt ..............717
Controlelampje laadsysteem brandt ..... 717
Storingsindicatielamp brandt of knippert......718
Als het rode controlelampje van het remsysteem
gaat branden of knipperen ........................719
Als het rode remsysteemlampje brandt of
knippert en het amber controlelampje gaat
branden............................................. 720
Als het controlelampje van het elektrisch
stuurbekrachtigingssysteem (EPS) gaat
branden............................................. 721
kunt nemen om de problemen te verhelpen.
Als het
bandenspanningswaarschuwingslampje
gaat branden/knipperen .....................722
Als het symbool laag oliepeil verschijnt.......724
Het PGM-FI-symbool verschijnt .............725
Zekeringen
Locaties van zekeringen........................726
Zekeringen controleren en vervangen ...733
Slepen in noodsituaties ........................734
Wanneer u de brandstoftankklep niet kunt
ontgrendelen .......................................736
Wanneer u de achterklep niet kunt openen ........... 737
Bijtanken ................................................738
683