uuTijdens het rijdenuWaarschuwingssysteem voor bandenspanning
Waarschuwingssysteem voor bandenspanning
Het waarschuwingssysteem voor bandenspanning van dit voertuig meet niet rechtstreeks de
bandenspanning, maar controleert en vergelijkt de afrolradius en omwentelingseigenschappen van elk
wiel en elke band tijdens het rijden, om te bepalen of één of meer banden een zeer lage spanning
hebben. Hierdoor gaat het controlelampje lage bandenspanning/waarschuwing bandenspanning
branden en verschijnt er een bericht op de interface voor bestuurdersinformatie.
* Niet beschikbaar op alle modellen
574
1Waarschuwingssysteem voor bandenspanning
Het systeem controleert de banden niet tijdens het rijden bij
lage snelheid.
Lage omgevingstemperaturen en hoogteveranderingen zijn
direct van invloed op de bandenspanning en kunnen ertoe
leiden dat het controlelampje lage bandenspanning/
waarschuwing bandenspanning gaat branden.
De bandenspanning van banden die zijn gevuld in:
•
warm weer kan in koud weer te laag worden.
•
koud weer kan in warm weer te hoog worden.
Het controlelampje lage bandenspanning/
waarschuwingssysteem bandenspanning gaat niet branden
bij te hoge bandenspanning.
Het is mogelijk dat het waarschuwingssysteem voor
bandenspanning niet goed functioneert bij gemengde
bandtypes en bandmaten.
Zorg dat u banden van hetzelfde type en dezelfde maat
gebruikt.
Banden controleren en onderhouden
2
BLZ. 659
Het controlelampje lage bandenspanning/waarschuwing
bandenspanning kan vertraagd gaan branden of helemaal
niet gaan branden als:
•
U snel gas geeft, afremt of aan het stuurwiel draait.
•
U op besneeuwde of gladde wegen rijdt.
•
Sneeuwkettingen
*
worden gebruikt.
Het controlelampje lage bandenspanning/waarschuwing
bandenspanning kan onder de volgende omstandigheden
gaan branden:
•
Er wordt een thuiskomer
*
gebruikt.
•
Er is een zwaardere en ongelijke belasting op de banden
dan bij de initialisatie, zoals bij het trekken van een
aanhanger/caravan.
•
Sneeuwkettingen
*
worden gebruikt.