uuDe schakelaars rondom het stuurwiel bedienenuLichtschakelaars
Lichtschakelaars
■
Handmatige bediening
Dimlicht
Grootlicht
Grootlicht laten knipperen
Schakelt parkeerlichten,
contourverlichting
*
, achterlichten en
kentekenplaatverlichting achter in
Schakelt koplampen, parkeerlichten,
contourverlichting
*
, achterlichten en
kentekenplaatverlichting achter in
* Niet beschikbaar op alle modellen
200
Door aan de lichtschakelaar te draaien, wordt de
verlichting in- en uitgeschakeld, ongeacht de
instelling van de voedingsmodus of de stand van de
contactschakelaar.
■
Grootlicht
Duw de hendel naar voren tot een klik hoorbaar is.
■
Dimlichten
Trek in de stand grootlicht de hendel terug om naar
dimlichten terug te gaan.
■
Grootlicht laten knipperen
Trek de hendel terug en laat deze los.
■
Lichten uit
Draai de hendel naar OFF wanneer:
•
De transmissie staat in de stand
met automatische transmissie)
•
De parkeerrem is ingeschakeld.
Om de lichten weer in te schakelen, draait u de
hendel naar OFF om de modus lichten uit te
annuleren. Zelfs als u de modus lichten uit niet
annuleert, worden de lichten automatisch
ingeschakeld wanneer:
•
(
P
De transmissie uit de stand
(modellen met automatische transmissie) en de
parkeerrem wordt vrijgezet.
•
Het voertuig begint te bewegen.
1Lichtschakelaars
Modellen met sleutelloos toegangssysteem
Wanneer de voedingsmodus in de stand VOERTUIG UIT
(STUURSLOT) laat staan terwijl de lichten zijn ingeschakeld,
dan klinkt een zoemer wanneer het bestuurdersportier wordt
geopend.
Modellen zonder sleutelloos toegangssysteem
Verwijdert u de sleutel uit de contactschakelaar terwijl de
lampen zijn ingeschakeld, dan klinkt een
waarschuwingszoemer zodra het bestuurdersportier wordt
geopend.
Wanneer de lampen zijn ingeschakeld, dan brandt de
controlelamp voor de lampen in het instrumentenpaneel.
Controlelampje lichten aan
2
Laat de verlichting niet branden wanneer de motor is
P
(
. (Modellen
afgezet, omdat dit zal leiden tot ontladen van de accu.
wordt gezet
BLZ. 109