uuTijdens het rijdenuAdaptive Cruise Control (ACC)
■
ACC-omstandigheden en -beperkingen
Onder bepaalde omstandigheden kan het systeem automatisch worden uitgeschakeld en het
ACC-controlelampje gaan branden. Onderstaand vindt u enkele voorbeelden van deze
omstandigheden. Andere omstandigheden kunnen de werking van bepaalde ACC-functies
verminderen.
2 Voorsensorcamera
■
Omgevingsomstandigheden
Rijden bij slecht weer (regen, mist, sneeuw, enz.).
■
Staat van het wegdek
Rijden op een besneeuwd of nat wegdek (rijstrookmarkeringen niet zichtbaar, voertuigsporen,
reflectie van lichten, opspattend water, hoog contrast).
■
Staat van het voertuig
•
De voorruit is aan de buitenzijde bedekt met vuil, modder, bladeren, natte sneeuw, enz.
•
Een abnormale band- of wielconditie (onjuiste maat, verschillende maten of
samenstellingen, onjuiste bandenspanning, thuiskomer
•
De temperatuur van de camera wordt te hoog.
•
De parkeerrem is ingeschakeld.
•
Wanneer het onderste deel van de voorbumper vuil is.
•
Het voertuig helt naar achteren door een zware lading of wijzigingen aan de ophanging.
•
Wanneer sneeuwkettingen
* Niet beschikbaar op alle modellen
540
*
*
BLZ. 516
*
, enz.).
*
zijn gemonteerd.
1ACC-omstandigheden en -beperkingen
De radarsensor voor ACC wordt met het
botsingsbeperkingssysteem (CMBS) gedeeld.
Botsingsbeperkingssysteem (CMBS)
2
BLZ. 588
Er is meer informatie beschikbaar over het omgaan met de
camera waarmee dit systeem is uitgerust.
Voorsensorcamera
*
2
BLZ. 516
Houd de radarsensorafdekking altijd schoon.
Gebruik nooit chemische oplosmiddelen of polijstpoeder
voor het reinigen van de sensorafdekking. Reinig deze met
water of een mild reinigingsmiddel.
Breng geen stickers aan op de radarsensorafdekking en
vervang de radarsensorafdekking niet.
Als de radarsensor moet worden hersteld of verwijderd of als
de radarsensorafdekking flink is beschadigd, schakelt u het
systeem uit door op de knop MAIN te drukken en brengt u
uw voertuig naar een dealer.
*