KINDERZITJES:
bevestiging met autogordel (14/24)
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
U = Plaats toegestaan voor de bevestiging met de gordel van een in de handel verkrijgbaar als "Universeel" goedgekeurd zitje; controleer of het
gemonteerd kan worden.
UF = Stoel waarop uitsluitend een naar voren gericht kinderzitje met "Universeel" goedkeuring mag worden bevestigd via de autogordel; contro-
leer of dit mogelijk is.
B2 = Stoel waarop een kinderzitje met "B2" goedkeuring mag worden bevestigd via de autogordel; controleer of dit mogelijk is.
(3): Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van de stoel achter waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje
plaatst. ➥ 1.19. Schuif de stoel vóór het kind naar voren, zet de rugleuning naar voren om contact tussen de stoel en de benen van het kind te
voorkomen.
RISICO OP OVERLIJDEN OF ERNSTIG LETSEL - voordat u een kinderzitje installeert:
(1) Controleer of de airbag van de passagiersstoel voor is gedeactiveerd. ➥ 1.80;
(2) Zet de stoel van de auto zo ver mogelijk naar achteren en omhoog. Kantel de rugleuning iets naar achteren. ➥ 1.20. Zet de au-
togordel in de laagste stand. Controleer na het afstellen of de autogordel goed is vergrendeld. ➥ 1.23.
1.57