STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR
Starten van de motor
Draai de contactsleutel in de stand "Contact
aan" M en houd de sleutel in deze stand
totdat het controlelampje voorverwarming
É
gedoofd is.
Start uw auto nooit in vrijloop
op een helling. De stuurbe-
krachtiging kan hierdoor
worden uitgeschakeld.
Kans op ongevallen.
Afhankelijk van de auto verschijnt, als er
een versnelling ingeschakeld is, het bericht
"Ontkoppel + starten" op het instrumenten-
paneel. Druk op het koppelingspedaal.
Draai de sleutel tot de stand "starten" D
zonder gas te geven.
Laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.
Starten van de auto
Bij voorwielaandrijving en uitvoeringen
met achterwielaandrijving met dubbele
wielen op een vlakke ondergrond, met
een niet-beladen auto, adviseren wij te
starten in de tweede versnelling.
Zet nooit het contact uit voor-
dat de auto compleet stilstaat.
Door het stilzetten van de
motor is er geen bekrachtiging
meer van Als de motor niet meer draait,
zijn er geen stuur- en rembekrachtiging
meer. Ook werken veiligheidsvoorzie-
ningen, zoals airbag en gordelspanners,
niet meer.
Stoppen van de motor
Laat de motor stationair draaien en draai de
sleutel terug in de stand "Stop" St.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
2.3