VERLICHTING EN SIGNALEN
1
š
Markeringslichten
Draai de ring 3 tot het symbool bij het merk-
teken 2 staat.
Dit controlelampje op het in-strumentenpa-
neel licht op.
Markeringslichten zijkant
(afhankelijk van de auto)
Zij zorgen dat andere weggebruikers de af-
meting van het voertuig kunnen zien.
Zij lichten op bij het inschakelen van de mar-
keringslichten.
1.112
(1/5)
2
3
Functie verlichting overdag
De verlichting schakelt automatisch in over-
dag zonder dat u de schakelaar 1 hoeft te
bedienen bij het starten van de motor en
schakelt uit bij het stoppen van de motor.
k
Dimlicht
1
Handbediend
Draai de ring 3 tot het symbool bij het merk-
teken 2 staat. Dit controlelampje op het in-
strumentenpaneel licht op.
Automatische werking
(afhankelijk van auto)
Draai de ring 3 tot het symbool AUTO bij
het merkteken 2 staat: draaiende motor, de
dimlichten schakelen automatisch in en uit,
naargelang de helderheid buiten, zonder dat
u de schakelaar 1 hoeft te bedienen.
Controleer, voordat u in het
donker wegrijdt, de werking
van de verlichting en stel indien
nodig de stand van de kop-
lampen af op de belasting van de auto.
➥ 1.117. Zorg ervoor dat de lichten niet
bedekt zijn (vuil, modder, sneeuw, ver-
voer van voorwerpen, enz.).