AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOORIN
Airbags van bestuurder en
passagier voorin
Deze zijn gemonteerd in de voorstoelen aan
bestuurderskant en, afhankelijk van de auto,
ook aan passagierskant.
Afhankelijk van de auto geeft de markering
airbag op stuurwiel en het dashboard (zone
airbag A) aan dat deze voorziening aanwe-
zig is.
Elk airbagsysteem bestaat uit:
– een airbag en een gaspatroon in het
stuurwiel voor de bestuurder en in het
dashboard voor de passagier voorin;
– een rekeneenheid die het systeem be-
waakt en de elektrische ontsteking van
de gaspatroon bestuurt;
– een uniek waarschuwingslampje
– aparte opname-elementen.
Werking
Het systeem werkt alleen als het contact
aanstaat.
Bij een zware frontale botsing worden de
airbags snel opgeblazen; deze vangen de
klap op van het hoofd en de borstkas van de
bestuurder tegen het stuurwiel en het hoofd
van de passagier tegen het dashboard.
Daarna lopen ze weer leeg om het verlaten
van de auto niet te bemoeilijken.
Storingen
å
Het oranje controlelampje ver-
schijnt bij het aanzetten van het contact of
bij het starten van de motor en het verdwijnt
weer na enkele seconden.
å
Als het niet oplicht bij het aanzetten van het
;
contact of als het oplicht bij draaiende motor,
wijst dit op een storing in het systeem.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
Wacht u hier te lang mee dan betekent dat,
dat de bescherming in de tussenliggende
periode misschien niet optimaal is.
(2/5)
A
Bij het afgaan van de airbag
vindt een explosie plaats waar-
door warmte en rook vrijkomen
zonder enig brandgevaar en er
klinkt een luide knal. De airbag die on-
middellijk naar buiten komt, kan onge-
vaarlijke, lichte schaafwonden of ander
ongemak veroorzaken.
1.31