FUNCTIE STOP AND START
Dit systeem zorgt voor een lager brandstof-
verbruik en vermindert de uitstoot van broei-
kasgassen.
Het systeem wordt automatisch ingescha-
keld wanneer de auto begint te rijden.
Tijdens het rijden zet het systeem de motor
af (op stand-by) wanneer de auto stilstaat
(file, voor een stoplicht enz.).
Omstandigheden waarbij de
motor op stand-by wordt gezet
De auto heeft na de laatste stilstand gere-
den.
Voor auto's met automatische versnel-
lingsbak:
– de versnellingsbak staat in stand D, M of
N;
en
– het rempedaal wordt (voldoende hard) in-
gedrukt;
en
– het gaspedaal wordt niet ingedrukt
en
– de snelheid is nul gedurende ongeveer 1
seconde
De motor blijft in stand-by staan als N met
de automatische parkeerrem is vastgezet en
het rempedaal losgelaten is.
2.4
(1/3)
Voor auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak:
– de versnellingshendel staat in de neu-
trale stand (neutraal);
en
– het koppelingspedaal wordt losgelaten
Als het controlelampje
is het koppelingspedaal niet voldoende
losgelaten.
en
– de auto rijdt trager dan ongeveer 3 km/u.
De motor start weer wanneer u het koppe-
lingspedaal indrukt of naar een versnelling
schakelt.
Voor alle auto's:
Het controlelampje
mentenpaneel gaat vast branden om u te
waarschuwen dat de motor op stand-by
staat.
De uitrustingen van de auto blijven in wer-
king terwijl de motor stilstaat.
Wanneer de motor afslaat terwijl het
systeem in werking is, moet u het kop-
pelingspedaal volledig induwen om de
motor weer te starten.
knippert,
Om brandstof bij te vullen, moet de
motor worden uitgeschakeld (en niet op
stand-by worden gezet): zet het contact
UIT ➥ 2.3, ➥ 1.120.
Risico van brand.
op het instru-
Als u uit de auto stapt, waarschuwt een
geluidssignaal u dat de motor op stand-
by staat en niet is afgezet.
neel weergegeven).
Rijd niet met de auto wanneer
de motor op stand-by staat (het
waarschuwingslampje
wordt op het instrumentenpa-
Voordat de auto wordt verlaten,
MOET de motor worden afge-
zet (en niet op stand-by worden
gezet).➥ 2.3.