f:Het AF-gebruik selecterenN
U kunt de eigenschappen selecteren voor de automatische
scherpstelling die bij de opnameomstandigheden en het onderwerp
passen. In de basismodi wordt het optimale AF-gebruik automatisch
ingesteld voor de respectieve opnamemodus.
1-beeld AF voor niet-bewegende onderwerpen
Geschikt voor niet-bewegende onderwerpen. Wanneer u de
ontspanknop half indrukt, stelt de camera slechts één keer scherpag.
Wanneer er is scherpgesteld, knippert het/de AF-punt(en) waarop
is scherpgesteld rood en wordt het focusbevestigingslampje <o>
weergegeven in de zoeker.
Bij meervlaksmeting wordt de belichting ingesteld op het moment
dat op het onderwerp is scherpgesteld.
Wanneer u de ontspanknop half ingedrukt houdt, wordt de
scherpstelling vergrendeld. U kunt dan desgewenst een nieuwe
beeldcompositie maken.
92
Zet de focusinstellingsknop op
1
het objectief op <AF>.
Draai het programmakeuzewiel
2
naar een creatieve modus.
Druk op de knop <f>.
3
Selecteer het AF-gebruik.
4
Terwijl u naar het LCD-paneel kijkt,
draait u aan het instelwiel <6> of
<5>.
X : 1-beeld AF
9 : AI Focus AF
Z : AI Servo AF
(9)