3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN
C.Fn II -6
Als niet kan worden scherpgesteld met automatische scherpstelling, kunt u de
camera naar de juiste scherpstelling laten zoeken of laten stoppen met zoeken.
0: Continu scherpstellen
1: Stop scherpstellen
Als de automatische scherpstelling start, maar het resultaat onacceptabel is of
achterwege blijft, stopt het objectief. Dit voorkomt dat het beeld extreem
onscherp wordt doordat de camera naar de juiste scherpstelling blijft zoeken.
Bij superteleobjectieven kan het beeld extreem onscherp worden doordat de camera blijft zoeken naar
de juiste scherpstelling. Daardoor duurt het de volgende keer langer voordat er is scherpgesteld. Het
wordt daarom aanbevolen om de instelling [Stop scherpstellen] te activeren voor superteleobjectieven.
C.Fn II -7
In plaats van hetzelfde AF-punt te gebruiken voor zowel verticale als horizontale
opnamen, kunt u voor beide richtingen verschillende AF-punten selecteren en gebruiken.
0: Gelijk voor verticaal/horizontaal
Voor zowel verticale als horizontale opnamen wordt hetzelfde AF-punt gebruikt.
1: Verschillende AF-punten
Het AF-punt kan voor elke camerarichting afzonderlijk worden geselecteerd
(1. Horizontaal, 2. Verticaal met de cameragreep aan de bovenkant, 3.
Verticaal met de cameragreep aan de onderkant). Dit kan handig zijn wanneer
u bijvoorbeeld het goede AF-punt wilt blijven gebruiken ongeacht de richting
van de camera.
Wanneer u handmatig een AF-punt selecteert in een van de drie richtingen
(1., 2. of 3.), wordt deze instelling toegepast. Wanneer u de camerarichting
wijzigt, wordt het AF-punt eveneens gewijzigd in het AF-punt dat
correspondeert met het handmatig geselecteerde AF-punt.
C.Fn II -8
0: Aan
1: Uit
Wanneer er is scherpgesteld, lichten de AF-punten in de zoeker niet rood
opag. Stel dit in als u het rood oplichten van het AF-punt hinderlijk vindt.
Het AF-punt wordt nog wel rood wanneer u het selecteert.
310
Objectiefsturing bij AF onmogelijk
AF-punt op basis van richting
Ingespiegeld display