BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
Afstellen
•
Zet de stoel goed voordat u aan het werk gaat of wanneer u de plaats inneemt van een andere
bestuurder.
•
Stel de stoel zo af dat de bestuurder de bedieningshendels en schakelaar gemakkelijk kan bedienen
als hij met de rug tegen de rugleuning steunt.
Afstelling stoel
(A) Voorwaartse-achterwaartse afstelling
De stoel kan naar voren en naar achteren worden verplaatst.
Duw de hendel (1) naar boven, stel de stoel in op de gewenste
positie, en laat de hendel weer los.
Voor- en achterwaartse afstelling: 120 mm (6 standen)
Stel de bestuurdersstoel in naargelang het werk dat u gaat
verrichten. Bijvoorbeeld voor het uitvoeren van diep graafwerk
schuift u de stoel naar voren om een beter zicht te krijgen
onder de voorkant van de machine.
Veiligheidsgordel
•
Voordat u de veiligheidsgordel vastmaakt, controleert u of de bevestigingsbeugels of de gordel zelf
geen onregelmatigheden vertonen. Als bepaalde onderdelen beschadigd of versleten zijn, vervangt u
de gordel.
•
Ook als er geen defecten of slijtagesporen zijn, kan de veiligheidsgordel worden vervangen volgens
onderstaand programma.
Na 5 jaar vanaf de productiedatum die op de achterkant van de gordel vermeld staat of om de 3 jaar
vanaf het eerste gebruik, naargelang van welke periode het kortst is.
•
Regel de veiligheidsgordel en klik deze vast voordat u de machine begint te bedienen.
•
Maak altijd gebruik van de veiligheidsgordel als u met de machine werkt.
•
Zorg ervoor dat geen van beide delen van de gordel gedraaid is.
Controleer of de bouten van de klem waarmee de gordel aan het chassis bevestigd is, niet loszitten. Draai ze vast
als ze loszitten. Het aanzetkoppel voor de bevestigingsbout is 24,5 ± 4,9 Nm (2,5 ± 0,5 kgfm).
Vervang de volledige gordel als het oppervlak van de gordel beschadigd of uitgerafeld is of als de
montageonderdelen gebroken of vervormd zijn.
3-26
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WERKING
3
RYA17260