VEILIGE BEDIENING VAN DE MACHINE
BEDIENING
CONTROLES VOOR HET BEGIN VAN DE WERKZAAMHEDEN
Verplaats de machine voor de controles naar een brede zone waar absoluut geen hindernissen zijn, en werk
langzaam. Laat niemand in de buurt van de machine komen.
•
Gesp altijd de veiligheidsgordel vast.
•
Controleer de werking van de meters en uitrusting, en de activering van de grijper, de arm, de giek, het
rijsysteem, het zwenksysteem en de stuurinrichting.
•
Controleer op abnormale geluiden, trillingen, hitte, geuren of meterstanden; onderzoek de machine tevens op
olie- of brandstoflekkage.
•
Als u problemen opmerkt, voert u onmiddellijk de herstellingen uit.
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN OM RICHTING TE VERANDEREN
•
Voordat u begint te rijden, plaatst u de bovenstructuur zo dat
het kettingwiel zich aan de achterzijde van de stuurcabine
bevindt. Als het kettingwiel zich aan de voorzijde van de
stuurcabine bevindt, maakt de machine een beweging die
tegenovergesteld is aan de richting van de beweging van de
bedieningshendel (vooruit wordt achteruit, links wordt rechts).
Zorg ervoor dat u een dergelijke tegenovergestelde beweging
van de machine vermijdt.
•
Controleer vóór het rijden opnieuw of zich geen personen of
hindernissen in de zone rond de machine bevinden.
•
Claxonneer vóór u wegrijdt om de mensen in de buurt te
verwittigen.
•
Ga altijd zitten wanneer u met de machine werkt.
•
Maak uw veiligheidsgordel veilig vast (indien voorzien).
•
Laat niemand anders dan de bestuurder meerijden op de
machine.
2-24
VEILIGHEID
2
2
2
RYA16730
RYA00490
RYA00480