WERKING
3. Als de motor aanslaat, moet men de contactsleutel (2)
loslaten. De sleutel keert automatisch terug naar de ON-
stand.
OPMERKING
Als de motor opgewarmd is, kan hij worden gestart wanneer de
brandstofregelingsschijf in de stand laag stationair toerental
staat.
De motor starten bij koud weer
WAARSCHUWING
•
Controleer of er zich geen personen of voorwerpen in
de onmiddellijke omgeving bevinden, claxonneer
vervolgens en start de motor.
•
Gebruik geen
starthulpmiddelen
explosies kunnen veroorzaken.
•
Uitlaatgassen zijn giftig. Wanneer u de motor in een
gesloten ruimte start, zorg dan nauwlettend voor een
goede ventilatie.
OPMERKING
•
Laat de startmotor niet langer dan 20 seconden na elkaar
draaien. Als de motor niet start, wacht dan tenminste 2
minuten vooraleer een nieuwe poging te wagen.
•
Voordat u de motor start, moet u zich ervan vergewissen
d a t d e h o o f d a c c u s c h a k e l a a r o p O N s t a a t ( z i e
"Hoofdaccuschakelaar (3-8)").
Wanneer u start bij koude temperaturen, ga dan als volgt te
werk.
1. Plaats de brandstofregelingsschijf (1) op hoog stationair
toerental (MAX).
aangezien
deze
BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
RYA17370
RYA17380
RYA17400
3-31