INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
De volgende paragrafen beschrijven de hulpmiddelen die nodig zijn voor een correcte werking van de machine.
Om de vereiste handelingen correct en veilig uit te voeren, is het van belang dat u de bedieningswijze van de
uitrusting en de betekenis van de weergegeven informatie begrijpt.
WAARSCHUWINGSLAMPJES EN METERS
(1)
Lampje motoroliedruk
(2)
Lampje motorkoelvloeistoftemperatuur
(1) Lampje motoroliedruk
WAARSCHUWING
Indien een van de controlelampjes begint te knipperen,
moet u de motor onmiddellijk uitzetten en de volgende
actie ondernemen.
Dit lampje (1) gaat branden wanneer de motoroliedruk onder
de normale waarde zakt. Als dit brandt, zet u de motor uit en
controleert u of er iets niet in orde is. Voor details, zie:
"ANDERE PROBLEMEN (3-76)".
OPMERKING
Deze lamp licht op als u de contactsleutel in de stand ON draait
bij stilstaande motor, maar dit geeft geen abnormale toestand
aan.
3-4
(3)
Bedrijfsurenteller
(4)
Indicator voorverwarming
WERKING
3
3
RYA16860
RYA16870