VEILIGE BEDIENING VAN DE MACHINE
VEILIGE BEDIENING VAN DE MACHINE
STARTEN VAN DE MOTOR
Start de motor niet en raak de hendels niet aan als er een
w a a r s c h u w i n g s b o r d a a n d e b e d i e n i n g s h e n d e l v a n d e
werkuitrusting hangt.
CONTROLES VOOR HET STARTEN VAN DE MOTOR
Voordat u aan het begin van de werkdag de motor start, voert u de volgende controles uit.
•
Verwijder alle vuil van de ruiten, koplampen en werklichten en controleer of de lampen correct werken .
•
Maak de vloer van de stuurhut en de bedieningselementen (pedalen en hendels) schoon door olie en vet en te
veel vuil op de vloer (aarde, stenen, enz.) te verwijderen
•
Controleer de vloeistofpeilen (koelvloeistof, brandstof, oliën), luchtfilter en mogelijke schade aan het elektrisch
systeem.
•
Controleer de goede werking van instrumenten en indicatoren, en controleer de hoek van de spiegel.
•
Controleer of zich geen personen of hindernissen op, onder of in de zone rond de machine bevinden.
•
Zet de bestuurderszetel in een positie waarin de machine gemakkelijk kan worden bediend, en controleer op
slijtage of beschadigingen van de veiligheidsgordel of de bevestigingsklemmen.
•
Controleer of de hendel van de veiligheidsinrichting zich in de
vergrendelde stand bevindt.
2-22
VEILIGHEID
2
2
RKA30540
2
RYA16590