VEILIGHEIDSINFORMATIE
TRILLINGEN WAARAAN DE BESTUURDER WORDT BLOOTGESTELD
Wanneer de grondverzetmachine wordt gebruikt voor het beoogde doel, zijn de trillingsniveaus die worden
afgegeven door de bestuurdersstoel lager dan of gelijk zijn aan de trillingen volgens de test op de betreffende
machineklasse overeenkomstig ISO 7096.
De reële versnellingswaarde voor de handen en armen is kleiner dan of gelijk aan 2,5 m/s², de onzekerheidsfactor
voor deze trillingswaarde is 0,1 m/s², in overeenstemming met EN 12096: 1997.
De reële versnellingswaarde voor het lichaam is kleiner dan of gelijk aan 0,5 m/s², de onzekerheidsfactor voor
deze trillingswaarde is 0,0 m/s², in overeenstemming met EN 12096: 1997.
Deze waarden werden bepaald door middel van een representatieve machine en gemeten tijdens de typische
bedrijfsomstandigheden zoals hieronder aangegeven volgens de meetprocedures die worden gedefinieerd in de
normen ISO 2631/1 en ISO 5349.
WERKOMSTANDIGHEDEN
Uitgraven (graven-laden-draaien-lossen-draaien).
GIDS OM DE TRILNIVEAUS OP DE MACHINE TE REDUCEREN
De volgende richtlijnen kunnen een bestuurder van deze machine helpen om de trilniveaus over het hele lichaam
te reduceren:
1. Gebruik de correcte uitrusting en hulpstukken.
2. Onderhoud de machine volgens de instructies in deze handleiding.
•
Spanning van rupsen (voor rupsmachines).
•
Rem- en besturingssystemen.
•
Bedieningen, hydraulisch systeem en verbindingen.
3. Hou het terrein waar de machine werkt en rijdt in goede toestand.
•
Verwijder grote stenen of obstakels.
•
Vul eventuele greppels en gaten op.
•
De sitemanager moet voor de machinebestuurders machines en tijd voorzien om het terrein te
onderhouden.
4. Gebruik een zetel die conform ISO 7096 is en hou de zetel onderhouden en afgesteld.
•
Pas de zetel en de vering aan het gewicht en de grootte van de bestuurder aan.
•
Draag de veiligheidsgordel.
•
Inspecteer en onderhoud de zetelvering- en instelmechanismen.
5. Stuur, rem, versnel en beweeg de hendels en pedalen van de hulpstukken langzaam, zodat de machine zacht
beweegt.
6. Pas de machinesnelheid en de te volgen weg aan om het trillingsniveau te minimaliseren.
•
Wanneer u duwt met grijper of blad, moet u bruuske belasting vermijden; laad geleidelijk.
•
Rij rond obstakels en ruw terrein.
•
Vertraag wanneer u over ruw terrein moet rijden.
•
Maak de straal van de bochten zo groot mogelijk.
•
Rijd langzaam wanneer u scherpe bochten neemt.
1-12
1
VOORWOORD
1
1