22
Sleutels, portieren en ruiten
Centrale vergrendeling
U kunt de centrale vergrendeling in‐
schakelen via het bestuurdersportier.
Met dit systeem kunt u alle portieren,
de achterklep (of het kofferdeksel)
vanaf het bestuurdersportier vergren‐
delen of ontgrendelen, met gebruik
van de handzender (van buitenaf) of
de knop voor centrale vergrendeling
(van binnenuit). De tankklep kan sa‐
men met alle portieren en de achter‐
klep (of het kofferdeksel) vergrendeld
zijn.
Centrale vergrendeling is mogelijk
met de autosleutel (van buitenaf) en
via de PIN-vergrendeling van het be‐
stuurdersportier (van binnenuit).
Bij een niet goed afgesloten bestuur‐
dersportier zal de centrale vergren‐
deling niet werken. Dit kan worden
gewijzigd in de Voertuiginstellingen.
Persoonlijke instellingen 3 90.
Centrale vergrendelingstoets
Voor het vergrendelen of ontgrende‐
len van alle portieren, de achterklep
(of kofferdeksel) en de tankvulklep.
Druk op de toets e om te vergrende‐
len.
Druk op de toets c om te ontgrende‐
len.
Wanneer het bestuurdersportier ge‐
opend is, kunnen de achterklep en de
tankvulklep niet worden vergrendeld.
Dit kan worden gewijzigd in de Voer‐
tuiginstellingen.
Persoonlijke instellingen 3 90.
Ontgrendelen
Handzender
Toets c indrukken.
Ontgrendelt alle deuren. De alarm‐
knipperlichten knipperen twee keer.
Wanneer u alleen het bestuurders‐
portier wilt ontgrendelen of bij ont‐
grendeling een andere aanduiding
wilt, kunt u dit wijzigen in de Voertuig‐
instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 90.