Een onjuiste bandenspanning beïn‐
vloedt de veiligheid, het weggedrag,
het rijcomfort en het brandstofver‐
bruik negatief en verhoogt de ban‐
denslijtage.
9 Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting
van de banden en interne bescha‐
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
Bandenspanningscontro‐
lesysteem
Deze auto kan zijn uitgerust met een
bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS).
Het TPMS waarschuwt de bestuurder
als de spanning in de banden te laag
wordt. De TPMS-sensoren zitten op
elke band en wiel compleet, behalve
op de reserveband en het reserve‐
wiel. De TPMS-sensoren bewaken de
bandenspanning en verzenden de
waarden ervan naar een ontvanger in
de auto.
Druk op de knop MENU in de rich‐
tingaanwijzerhendel om het verklik‐
kerlichtje bandenspanning aan te
passen aan de werkelijke belasting
van de auto. Verstel het kartelwieltje
tot aan het menu "Bandbelasting".
Druk op de knop SET/CLR. U kunt de
volgende menu's selecteren.
U kunt elk menu selecteren door het
kartelwieltje in de richtingaanwijzer‐
hendel te verdraaien.
Verzorging van de auto
■ Belasting 1: laag (comfortabele
stand bandenspanning)
■ Belasting 2: eco (eco-stand ban‐
denspanning)
■ Belasting 3: hoog (MTT-stand ban‐
denspanning)
Druk enkele seconden op de toets
SET/CLR om te bevestigen.
Let op
Het label bandenspanning zit op het
frame van het portier links.
Raadpleeg het label bandenspan‐
ningswaarden voor de aanbevolen
bandenspanning.
233