Schakel het stop-startsysteem manu‐
eel uit door op de eco-knop te druk‐
ken.
De uitschakeling wordt aangetoond
door de het doven van de LED in de
knop.
Motor automatisch stoppen
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat,
moet u het automatisch stoppen van
de motor als volgt inschakelen:
■ Zet de keuzehendel op N
■ Laat het koppelingspedaal los
De motor wordt uitgeschakeld terwijl
het contact ingeschakeld blijft.
Het stoppen van de motor wordt aan‐
geduid door de naald in de stand
AUTOSTOP in de toerenteller.
Tijdens het automatisch stoppen van
de motor blijven de verwarmingspres‐
taties, de stuurbekrachtiging en de
remprestaties behouden.
De airconditioning kan het stop- en
startsysteem afhankelijk van het koel‐
vermogen wel of niet hinderen.
Voorwaarden voor het automatisch
stoppen van de motor
■ Het stop-startsysteem is niet ma‐
nueel uitgeschakeld
■ De motorkap is volledig gesloten
■ Het bestuurdersportier is gesloten
of de veiligheidsgordel van de be‐
stuurder is vastgemaakt
■ De accu van de auto is voldoende
geladen en in goede staat
■ De motor is opgewarmd
■ De motorkoelvloeistoftemperatuur
is niet te laag
■ De omgevingstemperatuur is niet te
laag
Rijden en bediening
■ De ontdooifunctie is niet geacti‐
veerd
■ Het klimaatregelsysteem verhin‐
dert geen motorstop
■ Het remvacuüm is voldoende
■ De auto heeft gereden sinds de
laatste automatische motorstop
Herstarten van de motor door de
bestuurder
Trap het koppelingspedaal in om de
motor te herstarten.
Het starten van de motor wordt aan‐
geduid door de naald van de statio‐
naire toerentalstand in de toerentel‐
ler.
Als de keuzehendel uit N wordt ge‐
schakeld voordat u eerst de koppe‐
ling hebt ingetrapt, dan gaat - bran‐
den.
De lamp gaat uit zodra het koppe‐
lingspedaal wordt ingetrapt.
173