Motor starten
■ Sleutel in stand 1 draaien. Stuur
iets verdraaien om het stuurslot te
ontgrendelen
■ Handgeschakelde versnellingsbak:
koppeling intrappen
■ Automatische versnellingsbak: zet
keuzehendel op P
■ Geen gas geven
■ Dieselmotor: sleutel naar stand 2
draaien voor het voorgloeien tot‐
dat ! dooft
■ Draai de sleutel in stand 3, terwijl u
het koppelingspedaal en het rem‐
pedaal intrapt en vervolgens loslaat
als de motor draait
Om de motor opnieuw te starten of
deze af te zetten, sleutel in het con‐
tactslot eerst terugdraaien naar stand
0.
Kort en bondig
Parkeren
■ De auto niet op een licht ontvlam‐
bare ondergrond parkeren. De on‐
dergrond kan door de hoge tempe‐
ratuur van het uitlaatgassysteem
mogelijk vlam vatten.
■ Handrem altijd zonder indrukken
van de ontgrendelingsknop stevig
aantrekken. Op aflopende of oplo‐
pende hellingen zo stevig mogelijk.
Trap tegelijkertijd de rem in om de
bedieningskracht te verminderen.
■ Motor en contact uitschakelen.
Stuurwiel verdraaien totdat het
stuurslot vergrendelt.
■ Wanneer de auto vlak of op een op‐
lopende helling staat, dan moet u
voordat u het contact uitzet de eer‐
ste versnelling of de stand P in‐
schakelen. Op een oplopende hel‐
ling bovendien de voorwielen van
de stoeprand wegdraaien. Als de
auto op een dalende helling staat,
moet u de achterruitversnelling in‐
schakelen voordat u het contact uit‐
zet. Bovendien de voorwielen naar
de stoeprand toedraaien.
17