94
Instrumenten en bedieningsorganen
● Wanneer een geprogrammeerde
snelheid of snelheidslimiet wordt
overschreden.
● Wanneer er een waarschuwings‐
bericht verschijnt op het Driver
Information Center.
● Als de elektronische sleutel zich
niet in het interieur bevindt.
● Wanneer de parkeerhulp een
obstakel herkent.
● Bij een onbedoelde rijstrookwis‐
sel.
● Als de veiligheidsfunctie van de
elektrische achterklep voorwer‐
pen in de bewegingsrichting
detecteert.
Bij het parkeren van de auto en /
of het openen van het
bestuurdersportier
● Bij ingeschakelde rijverlichting.
Batterijspanning
Wanneer de spanning van de 12 V-
accu laag is, verschijnt er een waar‐
schuwingsbericht op het Driver Infor‐
mation Center.
1. Schakel alle elektrische verbrui‐
kers uit die niet nodig zijn voor een
veilige rit, bijvoorbeeld de stoel‐
verwarming, achterruitverwar‐
ming of andere grootverbruikers.
2. Laad de 12 V-accu op door een
tijdje te rijden of door een oplaad‐
apparaat te gebruiken.
Het waarschuwingsbericht verdwijnt
nadat de auto twee keer is gestart
zonder een spanningsval.
Als de 12 V-accu niet kan worden
opgeladen, moet u de oorzaak van de
storing in een werkplaats laten
verhelpen.
Persoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto op uw
wensen afstemmen door de instellin‐
gen in het info-display te veranderen.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies eventueel niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen
weergegeven of zijn alleen actief als
de auto is ingeschakeld.
Tik op p en daarna op 1.