Verlichtingsfuncties
Instapverlichting
Bij het indrukken van ( op de elek‐
tronische sleutel gaan het dimlicht en
de binnenverlichting kort branden. Bij
het indrukken van POWERm doven
de lichten meteen of automatisch na
een korte tijd.
Uitstapverlichting
U schakelt het dimlicht en het achter‐
uitrijlicht als volgt in:
1. Schakel de auto uit.
2. Open het bestuurdersportier.
3. Trek even aan de richtingaanwij‐
zerhendel en laat deze los.
Soms gaat er bij het uitschakelen van
de auto binnenverlichting branden.
De rijverlichting en de binnenverlich‐
ting blijven na het sluiten van het
portier korte tijd branden en gaan dan
uit.
Activeren, deactiveren en duur van
deze functie kunnen worden gewij‐
zigd op het info-display.
Persoonlijke instellingen 3 94.
Ontlaadbeveiliging accu
Oplaadfunctie afgestemd op accu
De spaarstand van de auto-accu is
bedoeld ter bescherming van de 12
V-accu van de auto. Als er nog interi‐
eurverlichting brandt en de auto wordt
uitgeschakeld, schakelt het accu-
ontlaadbeveiliging de verlichting na
ongeveer 10 minuten automatisch uit.
Als de rijverlichting aan is, gaat deze
bij het uitschakelen van de auto uit. Bij
het inschakelen van de zijmarkerings‐
lichten als de auto wordt uitgescha‐
keld, blijven de zijmarkeringslichten
branden totdat ze handmatig worden
uitgeschakeld.
Verlichting
109