Als er twee of meer elektronische
sleutels in de auto's zijn geweest en
de auto één keer aan was, vergren‐
deld de functie de auto zelfs als er
maar één elektronische sleutel uit de
auto wordt genomen.
Om vergrendelen van de auto te voor‐
komen, bijv. als er inzittenden in de
auto blijven, moet het systeem
worden uitgeschakeld.
Druk om het systeem uit te schakelen
gedurende enkele seconden op de
centrale-vergrendelingsknop terwijl
er een portier open is. De functie blijft
uitgeschakeld totdat de centrale-
vergrendelingsknop wordt ingedrukt
of de auto wordt ingeschakeld.
U kunt deze passieve vergrendeling
in- of uitschakelen in het menu
Instellingen, I Voertuiginstellingen I
Op afstand vergrendelen /
ontgrendelen / starten op het info-
display.
Info-Display 3 88.
Persoonlijke instellingen 3 94.
U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte elektronische sleutel 3 20.
Kindersloten
9 Waarschuwing
Gebruik de kindersloten wanneer
kinderen op de achterste zitplaat‐
sen worden vervoerd.
Duw de pen in het achterportier naar
de voorste stand. Het portier kan niet
meer van binnen worden geopend.
Zet de pen weer naar achteren om het
kinderslot uit te schakelen.
Sleutels, portieren en ruiten
Externe functie smartphone
Met deze functie kan een smartphone
met de auto worden verbonden en
kunnen externe autofuncties worden
gebruikt. Functies afhankelijk van
beschikbaarheid.
Functies omvatten:
● Externe commando's: Gebruiken
voor het vergrendelen/ontgren‐
delen van de auto, extern starten
van de interieurklimaatregeling,
of claxon in-/uitschakelen en met
lichten knipperen.
● Autostatus: Bekijk de actieradius
en het hoogspanningsaccupeil
van de auto, de oplaadstatus en
de bandenspanningen.
● Welkomstverlichting: Verzoek
om inschakeling van het licht bij
nadering van het voertuig.
● Plaatsbepalingsservices: Sla de
parkeerlocatie op of start de navi‐
gatie met de GPS-coördinaten
van de auto.
27