7.9
Praktisch
Spraycontrol
"AMATRON II A"
De bedieningspanelen worden bedrijfsklaar af
fabriek afgeleverd. Voor het spuiten op het veld
"Spraycontrol"II A of "AMATRON II A" volgens de
bijgeleverde gebruiks- en bedieningshandleidingen
programmeren. Op de fabriek is reeds de waarde
"Imp./l" van de doorstroommeter vastgesteld.
Deze waarde is reeds in de computer opgeslagen
(bovendien is de waarde "Imp./l op het huis van de
doorstroommeter geschreven).
Is de waarde "Imp./l" onbekend, dan moet deze
door calibratie worden vastgesteld (zie hiervoor
hfdst onderhoud").
Voor
het
spuitbegin
machinegegevens invoeren in het "Datenblock
Maschine"
(zie
ook
bedieningshandleiding
"AMATRON II A").
De bediening ervan verloopt als volgt:
-
Veldspuit achter de trekker hangen.
-
Werktuigenstekker op de machine-aansluitdoos
van het bedieningspaneel aansluiten.
-
"Spraycontrol II A" of. "AMATRON II A" op het
schakelpaneel bevestigen.
I
Wanneer
"Spraycontrol
"AMATRON II A" met de schakelkast
verbonden worden moet de aan/uit
schakelaar voor de stroomverzorging in
de stand "0" staan.
-
"Spraycontrol II A " of "AMATRON II A"
inschakelen. Het type machine wordt door de
machinestekker automatisch herkend en het
programma
"veldspuiten"
ingegeven
machinegegevens
automatisch opgestart.
-
In het blok "werk" de specifieke opdrachten
invoeren.
-
Naam invoeren (perceelsnummer, klant).
-
"Gewenste afgifte invoeren of controleren.
-
Opmerking invoeren.
F
Naam en opmerking hoeven niet persé‚
ingevoerd te worden. De gewenste
afgifte
daarentegen in ieder geval
controleren.
In bedrijfstellen
gebruik
van
II
A"
of
de
specifieke
de
montage-
en
"Spraycontrol
II
A"
II
A"
met
de
reeds
wordt
dan
-
Van het gegevensblok "opdracht" met toets T2
direct naar gegevensblok "werk".
-
Opdracht opstarten in gegevensblok "werk" met
toets "T2".
-
Tijdens het spuiten kunnen met het toetsenbord
alle functies opgeroepen worden, ook de
rekenfuncties. Met de "± 10%" toetsen kan in
stappen van 10% van de opgegeven afgifte
(l/ha) worden afgeweken.
-
Met de toets "T2" (einde) kan de opdracht en
de daarbij behorende berekening worden
afgesloten. De gegevens, die tijdens de
opdracht verkregen zijn, zoals oppervlakte,
werktijd, totale afgifte, enz. worden hiermee
vastgelegd. Daarna wordt het geheugen voor
deze gegevens automatisch op "O" teruggezet.
of
-
Een
nieuw
automatisch
bedieningsprocedure kan opnieuw beginnen.
of
7.9.1
Bijzondere aanwijzing voor het
praktisch gebruik
Omdat
de
automatisch aan de hand van de opgegeven afgifte
(liter per ha) wordt geregeld, zijn rijsnelheid en
pomptoerental over een groot bereik vrij te kiezen.
De pompcapaciteit is afhankelijk van het toerental
waarmee de pomp wordt aangedreven. Het
pomptoerental (tussen 350 en 550 t/min) moet
voldoende
hoog
volumestroom naar de spuitdoppen te garanderen
en een voldoende roering te bewerkstelligen.
Hierbij moet men rekening houden, dat bij een
hogere
rijsnelheid
getransporteerd moet worden.
Voor men gaat spuiten, moet men voor de juiste
dosering, rekening houden met de gegevens voor
de
toegepaste
spuittabel voor bij de gewenste afgifte behorende
spuitdruk en rijsnelheid.
Indien bij een te hoge rijsnelheid en een te laag
pomptoerental de gewenste afgifte niet bereikt
wordt, verschijnt op het display een alarmteken en
klinkt een alarmsignaal. Dit probleem kan men
oplossen door de rijsnelheid te verlagen en het
pomptoerental te verhogen.
opdrachtnummer
toegekend
hoeveelheid
verspoten
zijn
om
een
meer
spuitvloeistof
dopgrootte
verkregen
UG Nova SB 236 03/2002
83
wordt
en
de
3
vloeistof
toereikende
uit
de
3