Veiligheidsysteem van uw auto
(Vervolg)
• Er
mogen
geen
(zoals een beschermhoes, een
houder
voor
een
telefoon, een bekerhouder, een
luchtverfrisser of stickers) op of
in de buurt van de airbagmodules
op
het
stuurwiel,
dashboard, op de voorruit of op
het dashboardpaneel boven het
dashboardkastje
geplaatst,
omdat
voorwerpen
letsel
veroorzaken als de airbags bij
een
aanrijding
geactiveerd.
• Stel de onderdelen van het
airbagsysteem niet bloot aan
schokken en neem de bedrading
van het airbagsysteem ook niet
los. Als u dat wel doet kunt u
letsel oplopen omdat de airbags
onverwacht geactiveerd kunnen
worden of juist niet geactiveerd
worden wanneer dat wel nodig is.
• Als het waarschuwingslampje
van het airbagsysteem blijft
branden of tijdens het rijden gaat
knipperen, laat het systeem dan
controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
3
50
(Vervolg)
voorwerpen
• Airbags kunnen slechts één keer
worden gebruikt; we adviseren u
mobiele
het geactiveerde systeem direct
te laten vervangen door een
officiële HYUNDAI-dealer.
• Het aanvullend veiligheidssysteem
op
het
is zodanig ontworpen dat de
airbags vóór alleen geactiveerd
worden als de kracht van de
worden
aanrijding een bepaalde drempel
dergelijke
overschrijdt en de aanrijding
kunnen
plaatsvindt onder een hoek die
kleiner is dan 30° ten opzichte
worden
van de lengteas van de auto.
Verder kunnen de airbags maar
één keer gevuld worden. Draag te
allen tijde de veiligheidsgordel.
• De
airbags
ontworpen om geactiveerd te
worden bij een aanrijding van
opzij, van achteren of bij het over
de kop slaan van de auto. Verder
zullen de airbags vóór niet
worden geactiveerd als de kracht
van
drempelwaarde niet overschrijdt.
(Vervolg)
vóór
zijn
niet
de
aanrijding
de
(Vervolg)
(Vervolg)
• Een kinderzitje dient op de
achterbank geplaatst te worden.
Het
kind
kan
ernstig
oplopen als de airbag bij een
aanrijding wordt geactiveerd.
• Kinderen tot en met 12 jaar
moeten altijd plaatsnemen op de
achterbank en de gordel op de
juiste
manier
dragen.
kinderen nooit op de
passagiers-
stoel meerijden. Als een kind van
12 jaar of ouder op de
passagiersstoel vervoerd moet
worden, moet hij of zij de
veiligheidsgordel op de juiste
manier dragen en moet de stoel
zover mogelijk naar achteren
worden gezet.
• Voor een maximale bescherming
bij alle soorten aanrijdingen
moeten alle inzittenden, inclusief
de bestuurder, hun
veiligheids-
gordel dragen, ongeacht het feit
of er voor hun positie een airbag
aanwezig is. Ga tijdens het rijden
niet dichter bij de airbag zitten
dan nodig is en leun ook niet
onnodig voorover.
letsel
Laat
voor-
(Vervolg)