EXP (getal)
Functie: Het grondtal van de natuurlijke logarithme
(e),
verheven tot de macht getal.
getal moet kleiner dan of gelijk zijn aan 87.3365. Is dit niet het
geval dan veroorzaakt dit een Overflow fout en wordt de pro-
gramma- uitvoering onderbroken.
10 X = 5
20 PRINT EXP (X-1)
RUN
54.5982
Ok
FIX (X)
Functie: Levert het deel van een getal af. dat zich vóór de
decimale punt bevindt. De functie FIX is gelijk aan:
SGN (X) * INT (ABS (X)).
Het verschil tussen de functie FIX en INT is dat INT als resul-
taat bij een negatief argument altijd het eerstvolgende
kleinere
gehele getal heeft. (zie bij INT).
PRINT FIX (58.75)
58
Ok
PRINT FIX (-58.25),
INT (-58.25)
-58
-59
Ok
FORvariabele
= begin TO eind: instructies:
NEXT variabele
FOR variabele
= begin TO eind STEP toename:
instructies
NEXT
variabele
Een opgegeven aantal malen uitvoeren van een aantal instruc-
ties. begin, eind en toename zijn numerieke expressies,
varia-
bele wordt gebruikt als een teller. begin is de beginwaarde
van de teller; eind is de eindwaarde.
variabele kan van het integer of enkele-precisie
type zijn.
De instructies die volgen op de FOR-opdracht worden uitge-
voerd tot de NEXT -opdracht is bereikt. Dan wordt de teller
verhoogd met toename,
de waarde achter STEP. Nu wordt
gecontroleerd
of de waarde van de teller groter is geworden
dan eind. Is dit niet het geval, dan wordt teruggesprongen
naar
99