Na de PRINT opdracht gaat de cursor naar de volgende regel,
behalve als de PRINT-opdracht
door een; is afgesloten.
10 PRINT "Opdracht
nr";
20 PRINT A%;
30 PRINT "is uitgevoerd"
Om ruimte tussen de afgedrukte getallen te zetten kan gebruik
gemaakt worden van de PRINT functies TAB(n) en SPC(m). TAB(n)
zet de cursor op de n-de kolom, SPC(m) geeft m spaties tussen de
afgedrukte grootheden.
10 B% = 5: A% = 100
100 PRINT B% TAB(10) "Opdracht"
A% SPC(5) "is klaar"
RUN
5
Opdracht
100
is klaar
Ok
Een PRINT-opdracht van meer getallen of teksten gescheiden
door
komma's
zet elk volgende getal 14 kolommen verder.
10 A% = 100: S% = 5
100 PRINT A%, S%
RUN
100
5
Ok
Wissen
Het hele scherm wordt gewist en de cursor wordt links bovenaan
gezet met de opdracht PRINT CHR$(12).Om
een gedeelte van het
scherm te wissen bestaat een aantal instructies.
Bij de meeste
hiervan is van belang het zgn. "cursorpunt".
Dit "cursorpunt"
hoeft
niet gelijk te zijn dan de plaats van de cursor op dit moment.
Meestal is het cursorpunt
het begin van een regel, d.w.z. de plaats
waar de cursor kwam te staan na de vorige PRINT-instructie.
Met PRINTCHR$(4)CHR$(Y)CHR$(X)
kunnen we de cursor
verplaatsen zonder het cursorpunt te wijzigen. Om het cursorpunt
gelijk te maken aan de huidige plaats van de cursor geldt de
instructie PRINT CHR$(6);.
24