19. CONSTANTEN, GETALLEN, VARIABELEN EN
ARRAYS
Constanten
Tijdens de programma uitvoering werkt de BASIC interpreter
met
constanten. Twee soorten constanten
kunnen worden gebruikt:
string-constanten
en numerieke
constanten.
Een string-constante
is een reeks van maximaal 255 alfanumerieke
karakters en leestekens ingesloten tussen aanhalingstekens
(" "),
zoals bijv.
"HALLO"
"FL 98.21"
"Personal
Computers"
Numerieke constanten zijn positieve of negatieve getallen. Er zijn 3
soorten numerieke constanten
in BASIC mogelijk:
1. Gehele getallen
(integers)
a. Decimale getallen.
Getallen zonder punt in het bereik -32768 t.m. 32767
b. Hexadecimale getallen.
Dit zijn integer getallen uitgedrukt in het 16-tallig stelsel. Ter
onderscheiding
van decimale getallen wordt de waarde vooraf
gegaan door &H.
Het bereik van deze getallen loopt van &HOOOO tot &HFFFF.
De hexadecimale
getallen
van 0 tot &H7FFF
hebben
een
waarde
van 0 tot 32767 en de hexadecimale
getallen
van
&H8000
tot &HFFFF
hebben
een waarde
van -32768
tot -1
c. Octale getallen.
Dit zijn gehele getallen in het 8-tallig stelsel. Ter onderschei-
ding voorafgegaan
door & of &0 (letter 0). Het bereik van
deze getallen loopt van &0000000 -&0177777.
Octale getallen van &00 tot &0077777 zijn positief, van
&0100000 tot &0177777 zijn negatief.
69