Inhoudsopgave
Advertenties
20. EXPRESSIES, OPERATOREN EN FUNCTIES
Een expressie kan een constante
of variabele zijn, maar ook een
combinatie van constanten,
variabelen en operatoren.
We spreken
van een stringexpressie
als het resultaat een string is, en van een
numerieke expressieals
het resultaat een getal is.
Een operator geeft een rekenkundige
of logische bewerking aan.
De operatoren die de BASIC interpreter
kent zijn als volgt in te
delen:
-rekenkundige
operatoren
-relationele
operatoren
-logische
operatoren
-functie-operatoren
De rekenkundige
operatoren zijn, in volgorde van prioriteit:
Operator
Bewerking
Voorbeeld
t (SHIFT@)
*1
xty*
-x
x*y
XIV
X-o-Y
X MOD
Y
X+Y
X-V
MOD
+-
machtsverheffen
teken veranderen
vermenigvuldigen
en
floating
point delen
integer delen
modulo
(rest v.e. deling)
optellen
en
aftrekken
Om deze volgorde van uitvoering te veranderen kunnen haakjes
worden gebruikt; bewerkingen
tussen haakjes worden het eerst
uitgevoerd. Komen binnen de haakjes meer bewerkingen voor, dan
geldt weer bovenstaande
prioriteit.
Bij integer delen worden 2 getallen op elkaar gedeeld en de cijfers
"achter de komma" worden weggelaten.
De operanden worden
afgerond tot integers (en moeten dan ook tussen -32768 en
+ 32767 liggen), voordat de deling wordt uitgevoerd.
Het resultaat
van de deling wordt eveneens afgerond tot een integer.
*) Op het scherm en op de printer wordt het machtsverheffingsteken
afgedrukt als
t. Via het toetsenbord
moet dit worden ingegeven
met het teken boven de @
(SHIFT @) en niet met de cursortoets
links van de spatiebalk.
Het teken voor
integer-deling
bevindt zich linksboven
op het kleine toetsenbord
en is aange-
geven met:
74
Advertenties
Inhoudsopgave
