"interne administratie".
Voor het programma en de gegevensopslag
zijn in een standaard P2000 14966 geheugen plaatsen vrij ter
beschikking.
Om een geheugen plaats te kunnen terugvinden zijn alle geheugen-
plaatsen in de P2000 genummerd.
Het nummer van de geheugen-
plaats heet in computertermen:
het adres. In elke geheugenplaats,
op elk adres dus, kan een getal geschreven worden van 0 t.m. 255.
Via een coderingstabel
(zie tabel 1, ASCII-waarden
en tabel 6,
BASIC-tokens)
zijn alle letters, cijfers, leestekens en BASIC
instructies genummerd en kunnen door de computer worden
herkend. Het getal op één geheugenplaats
noemen we een byte.
Cassetterecorder
Als de P2000 uitgeschakeld
wordt zijn alle gegevens en program-
ma's die in het geheugen stonden, gewist. Programma's
en gege-
vensbestanden
die we willen bewaren om later weer te gebruiken
dienen dus uit het geheugen van de P2000 te worden "over-
geschreven"
naar een ander opslagmiddel.
Bij de P2000 is dit een
mini-cassette.
Het overhevelen van de informatie naar de cassette
gebeurt met de ingebouwde cassetterecorder.
Via deze recorder
kunnen gegevens en programma's
uit het geheugen van de P2000
naar de band worden geschreven
en ook weer van de band in het
geheugen van de P2000 worden gelezen. De bediening van de
cassetterecorder
en het inlezen en wegschrijven
van gegevens
wordt beschreven in de hoofdstukken
9 en 10.
Tot slot van deze inleiding nog een paar opmerkingen
over de
hoofdstukken
19 t.m. 22. In deze hoofdstukken
wordt besproken
wat de BASIC interpreter
in de P2000 kan en mag.
Hier gaat het om de precisie van getallen, waarheidstabellen
bij
logische operaties etc. Deze hoofdstukken
zijn meer bedoeld als
"naslagwerk",
dan om BASIC te Ieren. Speciaal geldt dit voor
hoofdstuk
22, dat een alfabetische
lijst bevat van alle BASIC-
instructies
en BASIC-functies.
In een aantal tabellen aan het eind van deze handleiding wordt nog
wat nuttige informatie samengevat, die verspreid in deze hand-
leiding voorkomt.
15