9.3.4
Vereisten voor de inbedrijfstelling
•
•
•
9.3.5
Vereisten voor het bedrijf
•
•
[1]
[2]
[3]
[4]
Om de gerealiseerde veiligheidsfuncties van de aandrijving aan te kunnen tonen
moeten deze na de inbedrijfstelling worden gecontroleerd en gedocumenteerd (va-
lidatie).
Hierbij moeten de beperkingen voor de veiligheidsfuncties van de aandrijving vol-
gens het hoofdstuk "Beperkingen" worden aangehouden. Niet op de veiligheid ge-
richte onderdelen en componenten, die het resultaat van de validatiecontrole beïn-
vloeden (bijv. motorrem), moeten buiten werking worden gesteld.
Voor het gebruik van de applicatieregelaar in op de veiligheid gerichte toepassin-
gen dienen de inbedrijfstellingstests van de uitschakelvoorziening en de juiste be-
drading uitgevoerd en geprotocolleerd te worden.
Het bedrijf is alleen binnen de gespecificeerde limieten van de databladen toege-
staan. Dit geldt zowel voor de externe veiligheidsbesturing als voor de applicatie-
regelaar en de toegestane opties.
De apparaatinterne diagnosefunctie is bij permanent vrijgegeven of permanent ge-
blokkeerde STO-ingang beperkt. Pas bij de niveauwissel van het STO-signaal
worden er uitgebreide diagnosefuncties uitgevoerd. Daarom moet de veiligheids-
functie van de aandrijving via de STO-ingang voor PL d conform EN ISO 13849-1
en SIL 2 EN 61800-5-2 ten minste eenmaal per jaar en voor PL e conform EN ISO
13849-1 en SIL 3 EN 61800-5-2 ten minste eenmaal per kwartaal bij een inge-
schakelde netspanning worden opgevraagd, om een complete testafdekking te
verkrijgen. Daarvoor moet het volgende testverloop worden aangehouden.
[3]
[2]
[4]
Maximaal 12 maanden bij PL d/SIL 2
Maximaal 3 maanden bij PL e/SIL 3
Interne diagnose
High: geen STO
Low: STO actief
Functionele veiligheid
Veiligheidstechnische voorwaarden
[1]
> 700 ms
[2]
Technische handleiding – MOVIDRIVE
> 700 ms
[2]
t
15205932683
®
modular
9
279