Z: De ISO-snelheid instellen
Stel de ISO-snelheid (lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de
waarde die voor het omgevingslicht gewenst is.
Richtlijnen voor de ISO-snelheid (zonder flitser)
ISO-snelheid
100 - 400
400 - 1600
1600 - 12800,
H1, H2, H3
Als [8C.Fn II -3: Lichte tonen prioriteit] is ingesteld op
[1: Inschakelen], ligt het instelbare ISO-snelheidsbereik tussen
ISO 200 en 12800 (pag. 215).
Als u een hoge ISO-snelheid gebruikt of opnamen maakt bij hoge
temperaturen, kunnen de opnamen er korreliger uitzien. Lange belichtings-
tijden kunnen ook afwijkende kleuren in de opname tot gevolg hebben.
Wanneer u opnamen maakt bij hoge ISO-snelheden, kan er ruis
(horizontale strepen, lichte puntjes, enzovoort) optreden of kunnen de
kleuren afwijkend zijn. Als u opnamen maakt met een ISO-snelheid
die de bovengrens van het ISO-bereik verlegt tot H1, H2 of H3 met
[8C.Fn I -3: Instellen ISO-snelheidsrange] (pag. 208), worden ruis
en afwijkende kleuren mogelijk meer zichtbaar.
Wanneer [8C.Fn I -3: Instellen ISO-snelheidsrange] is gekozen, kan het
ISO-snelheidsbereik worden uitgebreid van ISO 50 (L) tot ISO 102400 (H3).
64
Druk op de knop <Z>.
1
Stel de ISO-snelheid in.
2
Terwijl u naar het LCD-paneel aan de
bovenzijde of in de zoeker kijkt, draait
u aan het instelwiel <6>.
De ISO-snelheid kan worden ingesteld
op een waarde tussen ISO 100 en ISO
12800 met tussenstappen van 1/3 stop.
Met 'A' wordt de ISO-snelheid
automatisch ingesteld (pag. 65).
Opnamesituatie
Zonnig, buiten
Bewolkt of avond
Donker, binnen of avond
Flitsbereik
Hoe hoger de ISO-snelheid,
des te groter het
flitsbereik.
(9)