3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen
C.Fn IV -3
Tijdens een meting kan de functie van het snelinstelwiel worden gewijzigd.
0: Belichtingscorrectie/Diafragma
1: AF-puntselectie
U kunt het AF-punt direct selecteren met het instelwiel <5> zonder dat
u eerst op de knop <S> hoeft te drukken. Als u tijdens de meting aan
het instelwiel <5> draait, wordt een horizontaal AF-punt geselecteerd.
Automatische selectie kan niet worden geselecteerd. Als u C.Fn III -12-2
echter ook hebt ingesteld, kan automatische selectie wel worden
geselecteerd.
Druk op de knop <O> en draai aan het instelwiel <6/5> om de
belichtingscompensatie of het diafragma voor handmatige belichting in
te stellen.
2: ISO-snelheid
Tijdens een meting kunt u aan het instelwiel <5> draaien om de ISO-
snelheid in realtime te wijzigen.
3: AF-puntselectie + O z S
U kunt het AF-punt direct selecteren met het instelwiel <5> zonder dat
u eerst op de knop <S> hoeft te drukken. Als u tijdens de meting aan
het instelwiel <5> draait, wordt een horizontaal AF-punt geselecteerd.
Automatische selectie kan niet worden geselecteerd. Als u C.Fn III -12-2
echter ook hebt ingesteld, kan automatische selectie wel worden
geselecteerd.
De functies van de knoppen <O> en <S> worden onderling
gewisseld. Als u de knop <S> ingedrukt houdt en aan het instelwiel
<6> draait, kunt u de belichtingscompensatie of het diafragma
instellen.
4: ISO-snelheid + O z Z
Tijdens een meting kunt u aan het instelwiel <5> draaien om de ISO-
snelheid in realtime te wijzigen.
De functies van de knoppen <O> en <Z> worden onderling
gewisseld. Als u de knop <Z> ingedrukt houdt en aan het instelwiel
<6> draait, kunt u de belichtingscompensatie of het diafragma
instellen.
228
Quick Control Dial bij meten