3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen
C.Fn III -16
U kunt hetzelfde AF-punt of een ander AF-punt gebruiken voor verticale en
horizontale opnamen.
0: Gelijk voor verticaal/horizontaal
Hetzelfde AF-punt wordt voor zowel verticale als horizontale opnamen
gebruikt.
1: Verschillende AF-punten
Er kan voor verticale en horizontale opnamen een ander AF-punt
worden ingesteld. De camerarichting wordt automatisch gedetecteerd
en het ingestelde AF-punt wisselt automatisch.
Als 1 is ingesteld, selecteert u afzonderlijk het AF-punt
voor verticale (cameragreep boven of onder) en horizontale
posities. Het AF-punt dat voor de respectievelijke posities is
geselecteerd, wordt in de camera opgeslagen.
Als 1 is ingesteld en de camera-instellingen zijn gewist (pag. 53), worden de
vastgelegde AF-punten voor de verticale en horizontale cameraposities
geannuleerd en wordt het middelste AF-punt geselecteerd.
C.Fn III -17
Zie pagina 118 voor informatie over het opklappen van de spiegel.
0: Deactiveren
1: Activeren
2: Activeren: Omlaag met SET (knop)
Bij de instellingen 1 en 2 wordt het pictogram <2> op het LCD-paneel aan
de bovenzijde weergegeven.
C.Fn III -18
Uitschakelen: Continu-opnamen wordt ingeschakeld:
<o>: circa 10 fps, <p>: circa 3 fps
Inschakelen: De snelheid voor continu-opnamen die met [Registreren] is
ingesteld, wordt ingeschakeld.
Registreren: <o> kan worden ingesteld van 2 tot 10 frames per seconde
en <p> kan worden ingesteld van 1 tot 9 frames per seconde.
Selecteer [Toepassen] na het opgeven van de instellingen.
226
AF-punt op basis van richting
Spiegel opklappen
Continu-opnamesnelheid
(pag. 97)