O Belichtingscompensatie
Belichtingscompensatie wordt gebruikt om de standaardbelichting die door
de camera is ingesteld langer (lichter) of korter (donkerder) te maken.
U kunt de belichtingscompensatie instellen op maximaal ±3 stops met
tussenstappen van 1/3 stop.
Belichtingscompensatie kan worden ingesteld in de opnamemodi <d/s/f>.
Verhoogde belichting
Verminderde belichting
Als [8C.Fn II -4: Auto Lighting Optimizer/Auto Helderheid
Optimalisatie] (pag. 81) is ingesteld op iets anders dan [3: Deactiveren], kan de
opname nog steeds licht zijn, zelfs wanneer de belichtingscompensatie wordt verlaagd.
De waarde voor de belichtingscompensatie blijft zelfs van toepassing
nadat u de aan-uitschakelaar op <2> hebt gezet.
Zorg ervoor dat u niet per ongeluk aan het instelwiel <5> draait en de belichtings-
compensatie wijzigt. Om dit te voorkomen, kunt u de aan-uitschakelaar instellen op <1>.
U kunt het ook instellen door te drukken op de knop <O> en te draaien
aan het instelwiel <6/5>.
Controleer de belichting.
1
Druk de ontspanknop half in en controleer
de indicator voor het belichtingsniveau.
Stel de waarde voor de
2
belichtingscompensatie in.
Zet de aan-uitschakelaar op <J> en draai,
terwijl u in de zoeker of op het LCD-paneel aan
de bovenzijde kijkt, aan het instelwiel <5>.
Draai aan het instelwiel <5> terwijl u de
ontspanknop half indrukt of binnen (9)
na het half indrukken van de ontspanknop.
Wanneer de belichtingscompensatie
is ingesteld, wordt het pictogram <y>
weergegeven in de zoeker.
Als u de belichtingscompensatie wilt annuleren, stelt
u de indicator voor het belichtingsniveau <s> in op
de standaardbelichtingsindex (<a> of <C>).
Maak de opname.
3
113