3 De flitser instellen
Functies die kunnen worden ingesteld onder [Flits functie instellingen]
Op het scherm kunnen de instelbare en de weergegeven items
verschillen, afhankelijk van de Speedlite, de huidige flitsmodus,
de persoonlijke voorkeuze-instellingen voor flitsen, enzovoort.
Raadpleeg de instructiehandleiding van de Speedlite om na te gaan
over welke functies uw Speedlite beschikt.
Flits mode
Met een externe Speedlite kunt u de flitsmodus selecteren die
geschikt is voor het maken van opnamen met de flitser.
Sluiter sync.
Stel deze optie normaliter in op [1e gordijn] zodat er direct na de
belichting wordt geflitst.
Als [2e gordijn] wordt ingesteld, wordt er vlak voordat de sluiter dichtgaat geflitst.
Wanneer dit wordt gecombineerd met een lange synchronisatietijd, kunt u een lichtspoor
maken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de koplampen van een auto 's avonds. Met de 2e-
gordijnsynchronisatie wordt er twee keer geflitst: één keer wanneer u de ontspanknop
helemaal indrukt en een tweede keer vlak voor het einde van de belichting.
Als [Hi-speed] is ingesteld, kan de flitser met alle sluitertijden worden
gebruikt. Dit is met name effectief voor portretten waarbij gebruik wordt
gemaakt van invulflitsen wanneer u voorrang wilt geven aan het diafragma.
122
[E-TTL II] is de standaardmodus voor het
maken van opnamen met de automatische
flitser met Speedlites uit de EX-serie.
[Manual flash] is voor gebruikers die
de [Flits output] (1/1 tot 1/128) zelf
willen kunnen instellen.
[MULTI flash] is voor gebruikers die de
[Flits output], [Frequentie] en het
[Flits aantal] zelf willen kunnen instellen.
Voor [TTL], [AutoExtFlash] en
[Man.ExtFlash] raadpleegt u de
instructiehandleiding van de
Speedlites die over de desbetreffende
flitsmodus beschikken.