Multi-spotmeting
Bij een multi-spotmeting ziet u de relatieve belichtingsniveaus van
diverse gebieden van de opname en stelt u zelf de belichting in om
het gewenste resultaat te bereiken.
1
Stel de lichtmeetmethode in op r spotmeting.
2
Druk op de knop <I>.
Richt de cirkel voor spotmeting op het gebied waarvoor u de
relatieve belichtingswaarde wilt meten en druk op de knop <I>.
Aan de rechterkant van de zoeker wordt het relatieve belichtingsniveau
voor de spotmetingswaarde weergegeven. Voor de belichting wordt
het gemiddelde van de spotmetingswaarden ingesteld.
Terwijl u naar de markeringen van de drie meetpunten op de belichtingsniveau-
indicator kijkt, kunt u de belichtingscompensatie instellen om de uiteindelijke
belichting in te stellen en het gewenste resultaat te verkrijgen.
U kunt per opname maximaal acht spotmetingen uitvoeren.
De belichtingsinstelling, die op basis van multi-spotmeting is bepaald,
wordt in de volgende gevallen geannuleerd:
• Na de laatste spotmeting zijn 16 seconden verstreken.
• U hebt op de knop <W>, <o>, <Q>, <Z>, <S>
of <O> gedrukt.
• Na het maken van de opname hebt u de ontspanknop losgelaten.
Wanneer [8C.Fn I -7: Spotmetingkoppeling AF-punt] is ingesteld
op [1: Inschakelen (gebruik actieve AF-punt)] (pag. 210), is multi-
spotmeting nog steeds mogelijk.
q De meetmethode selecteren
(8)
105