Wanneer
een
van
waarschuwingslampjes
branden,
verminder
onmiddellijksnelheid, vermijd scherp
aansnijden
van
bochten
anticipeer op een langere remweg.
Zet de auto zo snel mogelijk stil en
controleer de banden. Breng de
banden op de juiste spanning zoals
aangegeven op het voertuigplaatje of
het bandenspanningslabel op de
middenstijl aan bestuurderszijde.
Vervang de band met een te
lage bandenspanning door het
reservewiel als u geen tankstation
kunt bereiken of als de band lek is.
Wanneer u ongeveer 10 minuten rijdt
met een snelheid hoger dan 25 km/h
na het vervangen van de band met
een te lage bandenspanning door
het reservewiel, doet zich het
volgende voor:
• Het controlelampje storing TPMS
knippert
mogelijk
ongeveer 1 minuut en blijft daarna
branden omdat de TPMS-sensor
niet
op
het
reservewiel
gemonteerd.
deze
AANWIJZING
gaat
Het reservewiel is niet uitgerust
dan
met een bandenspanningssensor.
en
Mogelijk gaat het
wingslampje lage
ning in de winter of bij koud
weer branden als de banden bij
warm weer op de aanbevolen
spanning zijn gebracht. Het
betekent niet dat het TPMS
defect is, omdat de lagere
temperatuur
lagere
bandenspanning
gevolg heeft.
Controleer de bandenspanning
en
stel
aanbevolen spanning wanneer
u van een warm gebied naar een
koud gebied of vice versa
rijdt,
gedurende
buitentemperatuur aanmerkelijk
toe- of afneemt.
is
OPMERKING
waarschu-
bandenspan-
een
evenredig
tot
deze
af
op
de
of
wanneer
de
WAARSCHUWING
Schade door lage
bandenspanning
Een te lage bandenspanning
zorgt
ervoor
dat
de
instabiel wordt en kan ervoor
zorgen dat u de controle over
de auto verliest en dat de
remweg wordt verlengd.
Doorrijden op banden met een
te
lage
spanning
oververhitte en defecte banden
tot gevolg.
auto
heeft
6
6-11