WIELEN EN BANDEN
||
vermogen om tot stilstand te komen. Let erop
dat TPMS geen vervanging is voor normaal
bandenonderhoud. De bestuurder dient de
juiste bandenspanning te handhaven, óók als
de grenswaarde voor een lage bandenspan-
ning niet is bereikt en het controlesymbool
daardoor nog niet is gaan branden.
De auto is ook voorzien van een indicator voor
storingen in het TPMS. Deze geeft aan wan-
neer het systeem niet naar behoren werkt. Het
lampje voor storingen in het TPMS is gecom-
bineerd met het controlesymbool voor een
lage bandenspanning. Als het systeem een
storing detecteert, gaat het symbool op het
bestuurdersdisplay circa één minuut knippe-
ren om vervolgens te blijven branden. Dit
wordt telkens herhaald als de auto wordt
gestart tot de storing is verholpen. Wanneer
het symbool brandt, kan dat gevolgen hebben
voor het vermogen van het systeem om een
lage bandenspanning te detecteren en ervoor
te waarschuwen.
Storingen in het TPMS kunnen diverse oorza-
ken hebben zoals het gebruik van een reserve-
wiel of andere banden of wielen, waardoor het
TPMS niet goed kan functioneren.
Controleer altijd het controlesymbool voor het
TPMS nadat u een of meer banden hebt ver-
vangen om er zeker van te zijn dat de nieuwe
band of het nieuwe wiel goed werkt in combi-
natie met het TPMS.
596
Meldingen op het instrumentenpaneel
Bij een te lage bandenspanning gaat het con-
trolelampje voor een lage bandenspanning op
het bestuurdersdisplay branden en er ver-
schijnt een melding. Controleer dan de ban-
Auto status
denspanning in de app
middendisplay.
Bandenspanning laag Zie app Auto
•
status op middendisplay
Bandenspanningssyst. Tijdelijk niet
•
beschikbaar
Bandenspanningssyst. Service vereist
•
Waar u op moet letten
Sla de nieuwe bandenspanning altijd in
•
het systeem op nadat een wiel is vervan-
gen of de bandenspanning is aangepast.
Als u banden met een maat anders dan de
•
originele monteert, moet u het systeem
resetten door de nieuwe bandenspanning
voor deze banden op te slaan om onte-
rechte waarschuwingen tegen te gaan.
Bij gebruik van een reservewiel* werkt het
•
bandenspanningscontrolesysteem moge-
lijk niet goed door verschillen tussen de
wielen.
Het systeem vormt geen vervanging voor
•
een regelmatige bandeninspectie en
onderhoud.
Het is niet mogelijk het bandenspannings-
•
controlesysteem uit te schakelen.
WAARSCHUWING
Een verkeerde bandenspanning kan tot
•
bandenpech leiden, waarbij u de con-
trole over de auto kunt verliezen.
Het systeem kan plotselinge banden-
op het
•
schade onmogelijk voorzien.
Gerelateerde informatie
Aanbevolen bandenspanning (p. 594)
•
Bandenspanningsstatus op het midden-
•
display* bekijken (p. 598)
Maatregel bij een waarschuwing voor een
•
lage bandenspanning (p. 599)
De nieuwe bandenspanning opslaan in het
•
controlesysteem* (p. 597)
* Optie/accessoire.