VERLICHTING
Verlichtingsbediening
Met de verschillende knoppen op het bedie-
ningspaneel voor de verlichting kunt u de bui-
ten- en binnenverlichting regelen. Met de lin-
ker stuurhendel kunt u de buitenverlichting
inschakelen en aanpassen. Met het duimwiel
voor de verlichting op het instrumentenpa-
neel kunt u de sterkte van de interieurverlich-
ting aanpassen.
Buitenverlichting
Draairing op linker stuurhendel.
Wanneer het elektrische systeem van de auto
in contactslotstand II staat, gelden de vol-
gende functies in de verschillende standen van
de draairing:
156
Stand
Betekenis
Dagrijlicht.
Grootlichtsignalering mogelijk.
Dagrijlicht en stadslichten voor/
achterlichten.
Stadslichten voor/achterlichten,
wanneer de auto geparkeerd
staat.
A
Grootlichtsignalering mogelijk.
Dimlicht en stadslichten voor/
achterlichten.
Groot licht is te activeren.
Grootlichtsignalering mogelijk.
Stand
Betekenis
Dagrijlicht en stadslichten voor/
achterlichten bij daglicht.
Dimlicht en stadslichten voor/
achterlichten bij weinig daglicht
of donker of wanneer de mist-
lampen voor* en/of het mistach-
terlicht geactiveerd zijn.
Het automatisch groot licht is te
activeren.
U kunt het groot licht inschake-
len, wanneer u het dimlicht voert.
Grootlichtsignalering mogelijk.
Automatisch groot licht aan/uit.
Als u bij een ingeschakelde en stilstaande auto de draairing
A
vanuit een willekeurige andere stand naar de stand
draait, branden de stadslichten voor/achterlichten in plaats
van andere verlichting.
Volvo adviseert om stand
als er met de auto wordt gereden.
te gebruiken
* Optie/accessoire.