stilstaat worden de meetwaarden
nog enige tijd door de sensoren
doorgegeven.
De overdrachtduur van
de meetwaarde na stil-
stand van het voertuig:
min 15 min
Als een RDC-regeleenheid is in-
gebouwd, maar hebben de wie-
len geen sensoren, dan wordt
een storingsmelding weergege-
ven.
Bandenspanningsberei-
ken
De RDC-regeleenheid maakt on-
derscheid tussen drie op de mo-
torfiets afgestemde bandenspan-
ningsbereiken:
Bandenspanning binnen de
toelaatbare tolerantie
Bandenspanning in het grens-
gebied van de toelaatbare tole-
rantie
Bandenspanning buiten de toe-
laatbare tolerantie
Temperatuurcompensatie
De bandenspanning is afhankelijk
van de temperatuur: deze neemt
toe naarmate de bandentem-
peratuur toeneemt resp. daalt
naarmate de bandentemperatuur
afneemt. De luchttemperatuur in
de band is afhankelijk van de om-
gevingstemperatuur en de rijstijl
en duur van de rit.
De bandenspanningen
worden op het TFT-
display met temperatuurcom-
pensatie weergegeven en
hebben altijd betrekking op
de volgende luchttemperatuur
in de band:
20 °C
Bij de bandenspanningsmeters
van tankstations vindt geen tem-
peratuurcompensatie plaats, de
gemeten bandenspanning is
afhankelijk van de bandentem-
peratuur. Daardoor komen de
daar weergegeven waarden in
de meeste gevallen niet overeen
met de waarden die op het TFT-
display weergegeven worden.
Aanpassing van de
bandenspanning
Vergelijk de RDC-waarde op het
TFT-display met de waarde op
de achterkant van de omslag van
de handleiding. De afwijking tus-
sen beide waarden moet met de
bandenspanningsmeter van het
tankstation worden gecompen-
seerd.
Voorbeeld
Volgens de handleiding moet
de bandenspanning de vol-
gende waarde hebben:
2,5 bar
9
173
z