OPMERKING
Instellingen op het DDC-systeem
zijn alleen met ingeschakeld con-
tact mogelijk, want alleen zo zijn
de elektrische ventielen actief.
De afstand D tussen de buddy-
seat 1 en de as 2 meten.
Motorkrik verwijderen.
De motorfiets neerzetten en
erop letten dat de ondergrond
vlak en stevig is.
De motorfiets met bestuurder
en eventueel bagage belasten.
Met hulp van een collega de
afstand D tussen de punten 1
en 2 opnieuw meten en ver-
schil (invering) tussen de ge-
meten waarden berekenen.
Van de belading afhan-
kelijke afstelling van de
veervoorspanning
Invering van achterwiel
±2
35
mm (Rijden op openbare
weg met bestuurder 85 kg)
±2
30
mm (Circuitrijden met
bestuurder 85 kg)
Om de invering te verlagen (de
veervoorspanning verhogen)
schroef 1 met boordgereed-
schap in richting A draaien.
Om de invering te verhogen
(de veervoorspanning verlagen)
schroef 1 met boordgereed-
schap in richting B draaien.
Demping
Instelling
De demping moet aan de veer-
voorspanning en de veervoor-
spanning worden aangepast.
Een oneffen wegdek vereist
een soepelere demping dan
een effen wegdek.
Een verhoging van de veer-
voorspanning vereist een stug-
gere demping, een verlaging
van de veervoorspanning een
zachtere demping.
6
113
z