Onderhoud
5.4
Brandstofsysteem
Speciale veiligheidsvoorschriften
Brandstof tanken
A
afb. 30: Brandstof-vuldop 1001/1501
A
afb. 30: Brandstof-vuldop 2001
5-4
• Bij het gebruik van brandstof is voorzichtigheid geboden. Verhoogd brandgevaar!
• Voer werkzaamheden aan het brandstofsysteem nooit in de buurt van open vuur of
ontvlambare vonken uit!
• Rook niet bij werkzaamheden aan het brandstofsysteem en bij het tanken!
• Schakel de motor vóór het tanken uit en trek de contactsleutel uit het slot!
• Vul brandstof niet bij in afgesloten ruimten!
• Veeg gemorste brandstof meteen weg!
• Houd de machine schoon om de kans op brand te verkleinen!
De vuldop A van de brandstoftank bevindt zich in rijrichting gezien links onder de motor-
kap.
Gevaar
!
Bij het gebruik van brandstof bestaat een verhoogde
kans op brand en vergiftiging!
☞
Niet in gesloten ruimten tanken
☞
Werkzaamheden aan de brandstofinstallatie nooit in de nabijheid van open
vlammen of ontvlambare stoffen uitvoeren
☞
Roken en bezig zijn met vuur verboden!
Milieu!
Vang lekkende brandstof op in een geschikte en verwerk ze op een milieuvriendelijke
manier!
Aanwijzing!
De brandstoftank mag niet volledig leeggereden worden, omdat er daardoor lucht
in het brandstofsysteem gezogen wordt. Hierdoor zou het brandstofsysteem ont-
lucht moeten worden.
– zie
Brandstofsysteem ontluchten op pagina 5-5
Aanwijzing!
Op het einde van elke werkdag de tank met de correcte brandstofsoort vullen. Dit
voorkomt dat er zich tijdens de nacht condenswater in de brandstoftank vormt. De
tank niet volledig vullen, een beetje ruimte overlaten, zodat de brandstof zich kan
uitzetten.
HA 1001/1501/2001 NL - Editie 3.0 * * 12001b510.fm