7.7.9
7.7.10
7.7.11
7.7.12
7.7.13
7.7.14
7.7.15
7.7.16
7.7.17
7.7.18
7.7.19
7.7.20
7.7.21
7.7.22
7.7.23
7.7.24
HA 1001/1501/2001 NL - Editie 3.0 * 12001b710.fm
Veiligheidsaanwijzingen voor de werking met grondverzetmachines
Voor het vervangen van de baksnijkanten van schrapers of schraperbakrupsbanden
smoeten de schraperbakken op een kiep- en breukveilige ondergrond worden neer-
gezet.
Onderhouds- en reparatiewerkzaamheden in de schraperbakken mogen alleen bij
beveiligde afsluitklep worden uitgevoerd.
Voor alle onderhouds- en reparatiewerkzaamheden moeten de aandrijfmotoren
worden stilgezet.
Van deze eisen mag alleen worden afgeweken bij onderhouds- of reparatiewerkzaamhe-
den, die zonder aandrijving niet kunnen worden uitgevoerd. Het moet worden gegaran-
deerd, dat bij deze werkzaamheden in gevaarlijke situaties de aandrijving wel direct kan
worden stilgezet.
Bij grondverzetmachines met verbrandingsmotor moet voor werkzaamheden aan de
elektrische installatie of bij vlambooglassen aan het toestel de aansluiting naar de
accu worden onderbroken.
Bij het afklemmen van de accu moet eerst de minpool en dan de pluspool worden
afgeklemd. Bij het aanklemmen moet in omgekeerde volgorde te werk worden
gegaan.
Bij reparatiewerkzaamheden in het bereik van de accu moet deze met isolerend
materiaal worden afgedekt; Gereedschap mag niet op de accu worden neergelegd.
Bij grondverzetmachines met elektrische aandrijving moeten de elektrische inrich-
tingen, eventueel ook de beweegbare aansluitleidingen worden uitgeschakeld en
tegen per ongeluk of onbevoegd inschakelen worden beveiligd.
Beveiligingen van beweegbare machinedelen mogen alleen bij een aandrijving die
is stilgezet en tegen onbevoegd in werking stellen is beveiligd worden geopend en
verwijderd.
Beveiligingen zijn bijv. motorklappen, deuren, beschermroosters, bekledingen.
Na beëindiging van montage-, onderhouds- of reparatiewerkzaamehden moeten
alle beveiligingen weer regulier worden aangebracht werden.
Laswerkzaamheden aan dragende delen van grondverzetmachines, bij. torenhijs-
kranen, hefcoulissen, mogen alleen volgens de erkende regels van de lastechniek
uitgevoerd worden.
Aan beveiligingsopbouw (ROPS) of beveiligingsdaken (FOPS) mogen geen lassen
of boringen worden uitgevoerd, die de sterkte van deze inrichtingen nadelig kunnen
beïnvloeden.
Veranderingen, bijv. lassen aan de hydraulische- of drukinstallatie mogen alleen
met toestemming van de fabrikant worden uitgevoerd.
Voor begin van de werkzaamheden aan de hydraulische installatie moet de regel-,
stuw- en de tankbinnendruk worden afgebouwd.
Alleen de door de fabrikant voorgeschreven slangen en leidingen mogen worden
gebruikt.
Hydraulische slangen en leidingen moeten deskundig aangelegd en gemonteerd
worden.
Bij het tanken is roken en open vuur verboden.
7-9