Veiligheidsaanwijzingen voor de werking met grondverzetma-
7.8
Bergen, wegslepen, transport
7.8.1
7.8.2
7.8.3
7.8.4
7.8.5
7.8.6
7.8.7
7.9
Bewaking
7.9.1
7.9.2
7.9.3
7.9.4
7-10
Het bergen en wegslepen van grondverzetmachines mag alleen met voldoende
afgemeten wegsleepinrichtingen plaatsvinden.
De door de fabrikant voorgeschreven wegsleeppunten of bevestigingspunten bijv.
ogen, haken moeten worden gebruikt.
Bij het wegslepen moet langzaam worden aangereden. In het gebied van de weg-
sleepinrichtingen mogen zich geen personen ophouden.
Bij het verladen en transporteren moeten grondverzetmachines en vereiste hulpin-
richtingen tegen onbedoelde bewegingen worden beveiligd.
Loopwerk en chassis van grondverzetmachines moeten zover uit de buurt van mod-
der, sneeuw en ijs worden gereinigd, dat laadplatforms zonder glijgevaar kunnen
worden bereden.
Oprijplatforms van diepladers moeten van houten planken worden voorzien, voor-
dat ze met rupsvoertuigen bereden kunnen worden.
Voor de rit moet het te berijden traject worden geïnspecteerd, om vast te stellen,
dat de straten voldoende breed, en bruggen en dorgangsopeningen voldoende
groot zijn en straat- en wegbevestigingen over voldoende draagvermogen beschik-
ken.
De geplande termijnen voor terugkerende controles moeten worden aangehouden.
De machinebestuurder moet bovendien voor begin van elke dienst de werking van
de veiligheids-, rij- en werkinrichtingen bijv. overbelastingswaarschuwing, remmen,
sturing, verlichting, volgens de aanduidingen van de fabrikant controleren.
Bij de aanbouw van werkinrichtingen aan snelwisselsystemen is een controle op goed
vastzitten door de beweging van de werkinrichting in alle standen noodzakelijk; daarbij
mogen personen zich niet in de gevarenzone ophouden.
Hydraulische slangen moeten worden vervangen, zodra de volgende schade her-
kenbaar is:
• Beschadigingen aan de buitenlaag tot en met de inleg,
• Bros worden van de buitenlaag,
• Vervormingen in toestand onder druk en drukloze toestand, die niet met de oorspron-
kelijke vorm van de gemonteerde slang overeenkomen,
• Lekken,
• Beschadigingen aan de slangarmaturen of de verbinding tussen armatuur en slang,
• Opslagschade (de opslagtijd van de slang moet de duur van twee jaar niet
overschrijden),
• Schade door overschrijden van de gebruiksduur (de duur van het gebruik dient bij
normale belasting niet langer dan 6 jaar te zijn).
De koelmiddelstand moet alleen bij afgekoelde afsluitdeksel worden gecontroleerd,
het deksel moet voorzichtig worden gedraaid, om de overdruk af te bouwen.
HA 1001/1501/2001 NL - Editie 3.0 * * 12001b710.fm