Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Wacker Neuson 1001 Handleiding pagina 132

Inhoudsopgave

Advertenties

7.6.3.10
7.6.3.11
7.6.3.12
7.6.3.13
7.6.4
7.6.4.1
7.6.4.2
7.6.4.3
7.6.4.4
7.6.4.5
7.6.5
7.6.5.1
7.6.5.2
7.6.6
7.6.6.1
7.6.6.2
7.6.6.3
7.6.6.4
7.6.6.5
HA 1001/1501/2001 NL - Editie 3.0 * 12001b710.fm
Veiligheidsaanwijzingen voor de werking met grondverzetmachines
Bij wegen moeten hellingtrajecten zo worden aangelegd, dat grondverzetmachines
veilig kunnen worden afgeremd.
Langere ritten achteruit dienen te worden vermeden.
Op openbare wegen mogen grondverzetmachines alleen worden gereden, wanneer
de in de nationale verkeerswetten vastgelegde bedrijfs- en bestuurdersvergunning
aanwezig is.
Buiten het openbare verkeersbereik b.v. op bouwplaatsen, dienen de verkeersvoor-
schriften overeenkomstig te worden toegepast. Deze aanwijzing dient daar ook met
betrekking tot het rijbewijs in acht genomen te worden.
Laden, ontladen
De machinebestuurder mag de werkinrichtingen over bemande bestuurders-, bedie-
nings- en werkplaatsen van andere machines alleen wegdraaien, wanneer deze
door beschermende afdekkingen (FOPS) zijn beveiligd.
Is de vereiste bescherming boven de bestuurderscabine niet aanwezig, dan moet
de bestuurder de bestuurderstand verlaten, wanneer het overzwenken noodzakelijk
is.
De voertuigen moeten zo worden beladen, dat ze niet worden overbelast en tijdens
het rijden geen materiaal kunnen verliezen. Zij moeten vanaf een zo´n laag moge-
lijke hoogte worden beladen.
De losplaatsen moeten eventueel zo worden aangelegd, dat langere afstanden met
achteruitrijden worden vermeden.
Op kiepplaatsen mogen grondverzetmachines alleen werken, wanneer egschikte
maatregelen zijn getroffen, die het wegrollen of naar beneden vallen verhinderen.
Instructeur
Instructeurs moeten goed te herkennen zijn, bijv. door waarschuwingskleding. Zij
moeten zich in het gezichtsveld van de machinebestuurder bevinden.
Instructeurs mogen tijdens het instrueren niet met andere taken worden belast, die
hen van hun taken kunnen afleiden.
Inzet bij gevaren door naar beneden vallende voorwerpen
Bij gevaren door naar beneden vallende zware voorwerpen mogen grondverzetma-
chines alleen worden ingezet, wanneer hun bestuurdersplaats een beschermend
dak (FOPS) en bij graafmachines aanvullend een frontbeveiliging hebben.
Voor aarde-en rotswanden moeten graafmachines zo mogelijk zo worden opgesteld
en bediend, dat bestuurdersplaats en opstap naar de besturudersplaats niet op de
naar de wand gekeerde zijde van de grondverzetmachine liggen.
Sloopwerkzaamheden mogen met grondverzetmachines alleen dan worden uitge-
voerd, wanneer personen geen gevaar lopen.
Voor sloopwerkzaamheden met graafmachines, bijv. afbreken met slagboormachi-
nes, moet het gewicht van de boor op het draagvermogen van de machine en de
hijsarmlengte worden afgestemd.
Het hoogste punt van de werkinrichting van de grondverzetmachine dient zo moge-
lijk boven het af te breken deel te liggen.
7-5

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

15012001

Inhoudsopgave